Meer geschiedenis dan goed is voor een stad
Philippe Remarque's 'Boze geesten van Berlijn'
Columns - 27 oktober 2005
(27 oktober 2005) In de hoofdstad van het nieuwe Duitsland is het niet zo eenvoudig om naar voren te kijken. Niet alleen omdat je in Berlin-Mitte soms plotseling voor een huismuur vol kogelgaten staat – zijn het Russische kogels, of hebben de troepen hier een laatste poging tot verzet gedaan? – of omdat het nu eenmaal fascinerend is om rond te dwalen in de voormalige hoofdstad van het kwaad. Het is ook omdat de Duitsers het zelf zoveel over hun geschiedenis hebben. Als ik al over de boze geesten uit het verleden struikel bij het dagelijkse leven in mijn buurt, hoe kan Duitsland dat dan vermijden bij het beladen nieuwe begin in Berlijn, hun besmette hoofdstad?
Mooi is Berlijn niet. Er zijn nauwelijks ongeschonden historische wijken als in Parijs, de gezellige oude straatjes van Rome ontbreken. Een stadswandeling ontaardt hier al snel in een barre tocht langs winderige autowegen. In de woestenij die de geallieerde bommen achterlieten, zijn foeilelijke gebouwen neergezet. Soms denken toeristen in West-Berlijn dat ze in het holst van Oost-Berlijn zijn aangekomen. Alleen communisten bouwden immers zo.
Toch zitten die langzame trein en dat goedkope vliegtuig van Amsterdam naar Berlijn elke vrijdag vol met mensen. Van over de hele wereld komen bezoekers. Omdat Berlijn fascineert. Het heeft meer geschiedenis dan goed is voor een stad: hoofdstad van achtereenvolgens het keizerrijk, de Weimar-republiek en nazi-Duitsland, daarna de bizarre frontstad van de Koude Oorlog. Tegelijkertijd bouwt Berlijn met veel energie aan een nieuwe toekomst. Het is een stad als geen andere op de wereld. Waar heb je Parijs en Moskou ineen? Welke grote hoofdstad moet tegelijkertijd een nieuw centrum opbouwen en haar rol in de wereld vinden?
De sporen van het verleden zijn nog vers. Zijn het niet de kogelgaten in de oude muren, dan wel de plastic schoenen en de wrok van de Oost-Berlijners of de bezorgde debatten over de omgang met besmette plekken. Mensen, straten en gebouwen zijn getekend door de oorlog en de jaren dat de Muur de stad doormidden deelde.
In hoog tempo verrijst intussen een nieuw Berlijn. Dat bestaat niet alleen uit moderne wolkenkrabbers en regeringspaleizen, maar ook uit mensen. Ze komen uit alle windstreken naar Berlijn, aangetrokken door de energie, de vrijheid en de immense ruimte. Zo’n omslag als nu plaatsvindt, heeft traditie in Berlijn. In zekere zin is het moordende tempo van de verandering de enige traditie die deze rusteloze stad heeft. Vaak wordt de laatste jaren die beroemde zin van geschiedschrijver van de stad Karl Scheffler uit het begin van de twintigste eeuw aangehaald: “Berlin ist dazu verdammt, immerfort zu werden und nie zu sein.” Berlijn is gedoemd altijd maar te worden en nooit te zijn.
Vrijwel nooit was er zoveel ‘worden’ als in het begin van deze eeuw. De stad is een laboratorium: alleen hier leven Ossis en Wessis samen. Met al zijn Russen en Polen is Berlijn een plaats waar Oost-en West-Europa elkaar ontmoeten. Maar het is vooral de geboorteplaats van een nieuw Duitsland, dat de naoorlogse winterslaap achter zich laat. Wat voor land wordt het? Hoe gaat Duitsland om met zijn natuurlijke overwicht in Europa? In het historische mijnenveld Berlijn dringen deze vragen zich bijna fysiek op. Ik had het geluk de worsteling met toekomst en verleden van nabij mee te maken. Bijna zes jaar berichtte ik als correspondent van de Volkskrant uit Berlijn.
Kort na mijn komst verhuisden regering en parlement van de schuldeloze naoorlogse idylle Bonn terug naar Berlijn. En daarmee terug naar de geschiedenis. De waarschuwingen waren niet van de lucht. Waren van deze stad niet twee wereldoorlogen en de holocaust uitgegaan? Het is een beetje als met het hakenkruisbos dat in de nazi-tijd ten noorden van Berlijn werd geplant en sindsdien elke herfst zichtbaar werd. Pogingen om door het kappen van bomen van het hakenkruis af te komen, mislukten. Ook bij het nieuwe begin in het oude Berlijn probeert men de boze geesten uit te drijven. Mag de Rijksdag nog wel Rijksdag heten? Is het nieuwe Kanzleramt niet gevaarlijk protserig? Kan een moderne minister van Financiën regeren vanuit het ministerie van Göring? Hoe moet de Duitse schuld aan de moord op de joden worden vormgegeven?
Dat zijn allemaal opgewonden discussies die in Berlijn worden gevoerd. Met die andere erfenis is de omgang al even moeizaam: de Muur is verdwenen maar drukt nog steeds zijn stempel. Het DDR-Palast der Republik is de inzet van een bittere oost-weststrijd. Maar de DDR is vijftien jaar na haar verdwijnen ook weer hip geworden. In stalinistische arbeiderspaleizen van de Karl-Marx-Allee, waar de bewoners van het eerste uur boven nog dromen van vroeger, worden beneden cocktailbars geopend. Kapitaalkrachtige westerlingen overspoelen de bohemienwijk Prenzlauer Berg op zoek naar avontuur. De immense fabrieksterreinen van Oost-Berlijn blijken ideaal voor illegale undergroundfeesten.
De controversiële plekken van Berlijn staan voor de eeuwige zoektocht van de Duitsers naar hun eigen identiteit. Praten ze over de architectuur van een nieuw regeringsgebouw, dan gaat het eigenlijk over de angst voor de eigen kracht. Praten ze over de verwijdering van asbest uit een DDR-gebouw, dan is het eigenlijke onderwerp de wrok over de ongelijke hereniging. Dat maakt het Berlijnse steen en de mensen die ermee omgaan zo interessant.
Philippe Remarque was van 1999 t/m 2004 correspondent van De Volkskrant in Berlijn. Dit is een voorpublicatie van de inleiding van zijn nieuwe boek 'Boze geesten van Berlijn', dat bij uitgeverij Mets & Schilt verschijnt en op 9 november zal worden gepresenteerd in de Amstelkerk in Amsterdam.
Reacties
Geen reacties aanwezig