Mystiek en verzet
Bevrijdingstheologe Dorothee Sölle vijf jaar dood

Achtergrond - 23 april 2008

(23 april 2008) Op 27 april is het vijf jaar geleden dat Dorothee Sölle onverwachts aan een hartinfarct overleed. Hoewel de geëngageerde theologe op dat moment nog middenin de maatschappij stond, lijkt ze nu al in vergetelheid te raken.

In Nederland zijn bijna alle boeken van Dorothee Sölle (1929-2003) vertaald – van het vroege, controversiële ‘Plaatsbekleding’ (1965) over de rol van de kerk in de nazitijd tot en met het rijpe ‘Mystiek en verzet’ (1997), dat met twee schijnbaar uiteenlopende begrippen de kern van Sölles theologisch en maatschappelijk denken samenvat.

Met name het verzet in Sölles denken raakte in het naoorlogse Nederland een gevoelige snaar. God was bij Sölle niet meer de almachtige, die zij spottend “laat-papa-het-maar-opknappen-god” noemde, maar juist aangewezen op de gelovige. Sölle zocht God niet bovenaan in de kerkelijke hierarchie, maar juist bij de 'underdog': de vrouwen, de uitgestotenen, de vreemdelingen.

Activiste

Sneller dan in eigen land kwam Sölle met dit gedachtengoed in Nederland middenin de maatschappij te staan. Zo beïnvloedde zij onder meer Huub Oosterhuis – die later de grafrede zou houden voor Prins Claus. Grote weerklank vonden ook de politieke avondgebeden, die zij tussen 1968 en 1972 met haar tweede man, de theologieprofessor en voormalig monnik Fulbert Steffensky, organiseerde. Met name de Vietnamoorlog stond in deze gebedsgodsdiensten voor de vrede ter discussie.

Tot haar dood bleef Sölle een onvermoeibaar vredesactiviste: een half jaar voor haar plotseling overlijden hield ze nog een vlammende redevoering tegen de oorlog in Irak. Daarin bleek Sölle een kind van haar tijd: “het bewustzijn, na Auschwitz te leven” kenmerkte ook haar geloof, herhaalde zij meer dan eens.

Nestbevuiler

Als dochter uit een liberaal burgerlijk gezin – haar vader was de arbeidsrechter Hans Carl Nipperdey, haar broer de historicus Thomas Nipperdey – besloot Sölle theologie te studeren. Haar motivatie: antwoord te vinden op de prangende vraag naar het waarom van de moord op zoveel onschuldigen tijdens de Holocaust.

In haar eerste boek, ‘Plaatsbekleding’, oefende ze felle kritiek uit op de houding van de Duitse kerk tijdens de Tweede Wereldoorlog, die op enkele uitzonderingen na geen verzet pleegde tegen het Hitlerregime. Niet al haar geloofsgenoten namen Sölle deze kritiek in dank af. Binnen de kerk stond de van huis uit lutherse gelovige al snel als nestbevuiler te boek.

Maar Sölles religieuze nest viel helemaal niet zo makkelijk te lokaliseren. Zo pleitte zij van meet af aan voor de opheffing van de in haar ogen achterhaalde scheiding tussen katholieken en protestanten. Doordat zij persoonlijke geloofsbeleving vooropstelde, werd het verschil tussen de religies minder belangrijk: deze leidden immers allemaal naar dat ene doel, dat zij in ‘Mystiek en verzet’ het “geheim van de wereld” noemde. Voor fundamentalisme was in deze opvatting geen plaats, voor navelstaarderige religieuze willekeur echter evenmin.

Afzetten tegen de wereld

Dorothee Sölle. Afbeelding: www.gaebler.infoWant geloof en politiek gingen bij Sölle hand in hand. Mystiek was voor haar een afzetten tegen de wereld, maar juist in dit verzet schuilde een vergaande betrokkenheid bij de maatschappij. Sölles geloofsopvatting leefde van deze paradoxe spanning tussen de twee polen mystiek en verzet.

Haar ergernis over de hierarchische verhoudingen en de maatschappelijke struisvogelpolitiek van bepaalde kerkinstellingen heeft dan ook nooit tot een breuk met haar geloof geleid: Sölles maatschappelijk engagement viel nu eenmaal niet los te zien van die bijna erotische aantrekkingskracht tot het Hogere.

Dat maakt Sölle als denker moeilijk te plaatsen. Een kerkelijk ambt heeft zij nooit geambieerd; met name in haar begintijd zag de feministe de kerk als hopeloos vastgeroest en patriarchaal.

Later verbeterde Sölles verhouding met de kerk weliswaar: zo vertelde zij enkele jaren voor haar dood in een interview, meer verwantschap te voelen met kerkelijke instellingen, die zich voor asielzoekers inzetten dan met de linkse intelligentsia, die zich volgens haar verbitterd uit de wereld terugtrok. Aan deze verzoening gingen echter decennia van wederzijds onbegrip vooraf.

Zelfironie

Waar het verzet in haar denken Sölle tot zwart schaap binnen de kerkgemeenschap maakte, bleek de mystieke kant ervan moeilijk te combineren met de universitaire theologie waarin Sölle aanvankelijk een carrière nastreefde. Na in New York tussen 1975 en 1987 een leerstoel aan het onafhankelijke Union Theological Seminary te hebben bekleed, kreeg zij in eigen land pas in 1994 een bijzonder hoogleraarschap aan de universiteit in Hamburg aangeboden. Hoewel ooit geliefd in de studentenbeweging, is Sölles werk tot op de dag van vandaag nog nauwelijks systematisch onderzocht.

Sölle legde zich uiteindelijk met haar gebruikelijke zelfironie bij dat gebrek aan wetenschappelijke erkenning neer. Als zij op formulieren haar beroep moest invullen, vertelde ze in een interview, dan noemde ze zich “schrijfster.”

Taal tot God

Gelet op Sölles taalgebruik, was deze titel niet eens zo verkeerd. Gepromoveerd op de samenhang tussen literatuur en theologie, zocht zij voortdurend naar een eigen taal om onbevangen over God te spreken. Niet alleen haar simpele, krachtige verzen, ook haar theoretische geschriften vormen een indrukwekkende getuigenis van deze zoektocht.

Zoals zoveel naoorlogse Duitse intellectuelen koesterde Sölle een hardnekkig wantrouwen tegenover haar eigen, voor zoveel gruwelijke misdaden geïnstrumentaliseerde moedertaal. In dat opzicht staat zij dichtbij de schrijver en nobelprijswinnaar Heinrich Böll (1917-1985), met wie zij sinds hun gemeenschappelijk protest tegen kernwapens begin jaren tachtig bevriend was. Maar terwijl de van huis uit katholieke Böll zich volledig van de kerk afwende, bleef Sölle de dialoog zoeken – niet alleen met de maatschappij, maar ook met de kerk.

Schreeuwen om een weerwoord

Inspiratie vond zij wereldwijd: met name de Zuid-Amerikaanse bevrijdingstheologie vormde een grote drijfveer voor Sölles eigen werk. Ook voelde Sölle zich betrokken bij de vreedzame Zuid-Afrikaanse strijd tegen apartheid, die zij belichaamd zag door dominee Beyers-Naudé, met wie zij in 1985 een televisiediscussie voert.

Het is mede die gebondenheid van haar werk aan de actualiteit, waardoor haar beeld, vijf jaar na haar dood, erg schematisch dreigt te worden. Terwijl bewonderaars nog steeds over haar schrijven als was zij een heilige, zien critici in haar een naïeve multiculti-hogepriesteres. Beide perspectieven doen Dorothee Sölles werk tekort, dat weliswaar voor vrede pleit, maar niet voor harmonie – en daarom schreeuwt om weerwoord. Niet voor niets gaf zij haar memoires van 1995 de titel 'Tegenwind'.

Carina de Jonge promoveert in München en schrijft regelmatig voor het Duitslandweb.

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger