Joschka Fischers ommezwaai
Van een 'kern-Europa' naar een 'strategisch Europa'
Achtergrond - 14 april 2004
(14 april 2004) Joschka Fischer, Duitslands populaire minister van Buitenlandse Zaken, staat bekend om zijn voorliefde voor intellectuele overpeinzingen. Zo filosofeerde Fischer in een vraaggesprek met de Berliner Zeitung van 28 februari 2004 vrijblijvend over de rol van Europa in de strijd tegen de grootste vijand van de Westerse wereld: het Al-Qaida-netwerk. Enkele uitspraken die hij zich in dit interview liet ontvallen, mogen zonder meer opzienbarend worden genoemd.
De vorming van een kopgroep, een avantgarde, binnen de Europese Unie zou een achterhaald concept zijn - "Klein-Europese voorstellingen voldoen simpelweg niet meer. Daarmee kan ons continent nooit een strategische dimensie realiseren", sprak de minister. Europa begon ooit als een economisch project, met de Frans-Duitse verzoening als leidend beginsel. De euforische stemming die ontstond na de val van de Muur was echter voorbarig. Ze heeft het Westen het zicht ontnomen op de dreiging van het islamitisch-fundamentalistisch terrorisme, die inmiddels in het geïmplodeerde Afghanistan tot volle wasdom had kunnen komen. De aanslagen van 11 september 2001 tonen aan dat men de strijd tegen deze nieuwe vorm van totalitarisme "niet langer in het souterrain van de internationale politiek kan opbergen". De Europeanen moeten hun denken hoognodig aan de realiteit aanpassen. Zij dienen hun krachten te bundelen, waarbij andere continentale grootmachten, zoals de Verenigde Staten, Rusland, China en India, als voorbeeld kunnen fungeren. Aldus minister Fischer.
Gravitationszentrum
Het contrast met de strekking van de befaamde rede die hij op 12 mei 2000 aan de Humboldt Universität in Berlijn uitsprak, kon nauwelijks groter zijn. Fischer liet toen zijn gedachten gaan over de finaliteit van de Europese eenwording en kwam onder meer tot de slotsom dat de methode-Monnet, oftewel voorzichtige, stapsgewijze integratie, door de oostwaartse uitbreiding van de EU niet langer zal volstaan. Mocht een meerderheid van de lidstaten niet bereid zijn de integratie te verdiepen en zich niet willen vastleggen op een grondwet ter onderbouwing van een Europese politieke federatie, dan zou een kleine groep landen, een Gravitationszentrum, het voortouw moeten nemen. Fischer sloot zich hiermee aan bij het gezelschap van (oud-)politici als Edouard Balladur, Wolfgang Schäuble, Karl Lamers, Jean-Luc Dehaene, Jacques Delors, Helmut Schmidt en Valéry Giscard d'Estaing, die al eerder soortgelijke proefballonnen hadden opgelaten. Na het mislukken van de Europese top te Brussel op 13 december 2003 refereerde ook kanselier Schröder aan de optie van een harde kern in de Europese Unie.
De vraag dringt zich op, waarom minister Fischer zich nu plotseling van dit concept heeft gedistantieerd. Op 15 september 2003, daags na het Zweedse nej tegen de euro, beweerde hij nog stellig dat het Europese project onomkeerbaar is en desnoods in de hoedanigheid van een pioniersgroep moet worden voortgezet. Bovendien deed Duitsland vijf maanden eerder mee aan de zogenaamde 'Chocolade-top' te Brussel, waar het, in de schaduw van de Irak-oorlog, samen met Frankrijk, België en Luxemburg overlegde over het intensiveren van de Europese samenwerking op defensiegebied.
Allereerst lijkt Fischer door de toegenomen terreurdreiging in Europa (in november werd Istanbul opgeschrikt door een tweetal aanslagen) steeds meer tot de overtuiging te zijn gekomen dat opname van Turkije in de Europese gelederen hoogstnoodzakelijk is. Hij beschouwt het land als een democratische brug naar de islamitische wereld, dat tevens een nuttige bijdrage zou kunnen leveren aan het Midden-Oostenbeleid van de EU. Het aanhalen van de betrekkingen met Turkije (en andere islamitische landen) veronderstelt natuurlijk wel dat de EU haar gezichtsveld verbreedt; speculaties over een kern-Europa maken dan inderdaad al snel een achterhaalde en welhaast provinciaalse indruk. Het bloedbad in Madrid zal Fischer dan ook als een bevestiging van de juistheid om zijn denkbeelden bij te stellen, hebben ervaren.
Toeval?
Maar twee nauw met elkaar verweven factoren van meer structurele aard zijn mogelijk van nog veel groter belang. Is het niet heel toevallig dat het vraaggesprek met Fischer precies één dag na het bezoek van kanselier Schröder aan president Bush werd gepubliceerd? De ontmoeting tussen de twee voormalige kemphanen in het Oval Office verliep voorspoedig en toonde aan dat beide leiders het geruzie over Irak maar al te graag achter zich willen laten. Weliswaar heeft Berlijn zijn anti-oorlogsstandpunt nooit verloochend, maar het is vastbesloten de relatie met Washington te verbeteren. Het laten varen van het kern-Europa-idee kan worden opgevat als een zekere tegemoetkoming aan de Amerikanen. Immers, zij hebben zo'n avantgarde altijd geïnterpreteerd als een opstapje naar een (door Frankrijk aangevoerd) politiek-militair Europees blok, dat hun mondiale machtspositie zou kunnen ondermijnen. Fischer lijkt de waarschuwing van de historicus Timothy Garton Ash en de socioloog Lord Dahrendorf, dat men een verenigd Europa niet op anti-Amerikaanse sentimenten moet baseren, ter harte te hebben genomen. Zijn begin februari, tijdens de jaarlijkse veiligheidsconferentie in München gepresenteerde 'Neue transatlantische Initiative für den Nahen und Mittleren Osten', waarin hij meer samenwerking tussen de VS en de EU bij de aanpak van de vele problemen aldaar bepleit, kon al als een handreiking naar Washington worden gezien.
Fischer wil ook de scheidslijnen binnen Europa zelf slechten. In aanloop naar de oorlog tegen Saddam Hussein werd duidelijk dat de EU hopeloos verdeeld was. Duitsland volhardde in zijn verzet tegen een aanval op Irak, terwijl de Oost-Europese landen, Polen voorop, de VS nadrukkelijk steunden in hun harde opstelling. De Oost-Europeanen bekeken de steeds inniger wordende band tussen Duitsland en Frankrijk, dat nooit een enthousiast voorstander van de EU-uitbreiding is geweest, met argusogen. Fischer wil dit gevoel van onvrede wegnemen. De minister beseft dat het creëren van een kopgroep binnen de EU het wantrouwen van de Oost-Europeanen ten opzichte van Berlijn enkel zal vergroten. Hij lijkt te onderkennen dat, nu de toetreding van de nieuwe lidstaten tot de EU (en de NAVO) een feit is, Duitsland hoe dan ook meer rekening zal moeten houden met de belangen van deze landen. Bovendien is blijvende onenigheid tussen Old en New Europe een groot obstakel voor een krachtige en eensgezinde opstelling van de EU in de strijd tegen het terrorisme.
Fischers ommezwaai toont aan dat de tijd van een eenzijdige oriëntatie op Parijs tot het verleden behoort. Duitsland nestelt zich geleidelijk aan weer in zijn vertrouwde middenpositie op het continent, de Mittellage. Het laat voorzichtig doorschemeren dat het de dubbele taak die het van oudsher vervult - bemiddelaar tussen Oost- en West-Europa én bemiddelaar tussen Europa en de VS - weer op zich wil nemen. Joschka Fischer, der Super-Realo, is terug van weggeweest!
Jeroen Bult is historicus. Hij schrijft onder andere voor de Estse krant Eesti Postimees.
International Herald Tribune
Fischer's shifting vision of Europe's grand future
Lees ook Actueel - Uitgelicht
Schröder weer welkom in het Witte Huis
Reacties
Geen reacties aanwezig