'Nederlandse blik op de oorlog nog steeds beperkt'
Achtergrond - 3 mei 2018 - Auteur: Marja VerburgBuitenlandse historici kijken met verbazing naar het Nederlandse debat over de Tweede Wereldoorlog. Dat is erg op zichzelf gericht en er wordt weinig kritisch onderzoek gedaan, zeggen zij. “Nederland moet het verleden na 70 jaar nog steeds zien te verwerken”, zegt de Amerikaanse historica Jazmine Contreras tegen Duitslandweb.
Máxima en Willem-Alexander leggen een krans bij het monument op de Dam, 4 mei 2017
Contreras (28) spreekt bedachtzaam, ze is zich bewust van de controverses in het Nederlandse debat over de Tweede Wereldoorlog. Maar ze schrikt ook niet terug voor stevige conclusies. De Amerikaanse promovenda (University of Minnesota) was de afgelopen winter een half jaar in Nederland voor haar onderzoek over de Nederlandse omgang met het verleden. De voorlopige titel is: ‘“We were all in the resistance” - Historical memory of the second world war in the Netherlands’. Nu is ze weer even in Amsterdam en sprak vorige week op een bijeenkomst van het Duitsland Instituut over recente veranderingen in de Nederlandse herinneringscultuur.
In haar onderzoek richt Contreras zich speciaal op de controverses vanaf de jaren negentig. “Je hebt in Nederland zo veel belangengroepen die allemaal op hun eigen manier naar de Tweede Wereldoorlog kijken”, vertelt ze: de joodse gemeenschap, kinderen van NSB’ers, kinderen van de tweede en de derde generatie, kinderen van verzetsstrijders. “Er zijn wel zo’n 30 groepen. Die hebben allemaal hun eigen thema’s, hun eigen periodieken en ze communiceren allemaal op hun eigen manier met bijvoorbeeld de media. Dat is heel interessant voor een buitenstaander om te zien.”
Uniek aan de Nederlandse situatie noemt Contreras het feit dat het academische en het publieke debat over de Tweede Wereldoorlog zo vermengd zijn. “Het Nederlandse publiek is bekend met het academische onderzoek en er wordt veel over gediscussieerd.” Een aantal van die studies heeft tot hevige controverses geleid, zoals ‘Grijs Verleden’ (2001) van Chris van der Heijden en ‘Wij wisten niets van hun lot’ (2012) van Bart van der Boom. Niet alleen in de academische wereld, maar ook in de kranten en bij het grote publiek. “Dat is in Groot-Brittannië en de VS niet zo. Daar is het een ivoren toren: je werk staat los van de media en het publiek.”
Goed-fout-schema
Het Nederlandse onderzoek gaat sinds de jaren negentig verder dan het traditionele klassieke ‘goed-fout’-schema, zegt Contreras. “Er wordt nu breder onderzoek gedaan. Maar tegelijkertijd blijft er die polemiek tussen academici die vasthouden aan hun ideeën. Je ziet nog steeds een groot gat tussen Van der Heijden en bijvoorbeeld Evelien Gans, die tegen zijn conclusies in gaat. Ik heb veel respect voor hun werk, maar hun blik in die discussies lijkt beperkt.”
Contreras herkent de verbazing van de Duitse historicus Christoph Kreutzmüller, die in 2015 in Nederland was en zich in een gesprek met Duitslandweb afvroeg waarom het in Nederland nog altijd over “de anachronistische vragen over goed en fout” gaat. "Het debat over het grijze verleden is op zich goed, maar wel laat", zei hij toen. "In andere landen gaat het meer over de vraag waarom. Waarom wordt iemand dader? Wat weerhoudt iemand ervan dader te worden? Welke opties, wat voor speelruimte hebben mensen?" Dat is precies waar het om gaat, zegt Contreras als ze het citaat hoort. (Zie daarover ook op Duitslandweb: Historici worstelen met 'de bystander' in Holocaust, september 2015 - red.)
De beperkte Nederlandse blik hangt volgens Contreras samen met het feit dat veel deelnemers aan het debat worden gezien - of zichzelf zien - als vertegenwoordigers van een van de vele belangengroepen. “Ze zitten vast aan het narratief van zo’n groep. Zo staan ze tegenover elkaar.” Gans zegt dat het antisemitisme nog steeds aanwezig is en Van der Heijden zegt dat de focus op de Holocaust niet helpt om verder te komen in de discussie, vat Contreras het samen.
Dodenherdenking
Op de bijeenkomst vorige week in Amsterdam waren verschillende Nederlandse academici aanwezig die het debat over de Tweede Wereldoorlog bepalen, inclusief Van der Boom en Gans. “Ik was verbaasd over hoe rustig het eigenlijk bleef”, zegt Contreras lachend. Te meer daar de gezaghebbende Britse historicus Bob Moore ook aanwezig was “en hij was echt behoorlijk direct in zijn kritiek”.
Zo vindt Moore dat er nauwelijks Nederlands onderzoek is dat het internationale debat verder brengt, zegt Contreras. De Nederlandse historici waren dat niet met hem eens. Op de vraag wat ze zelf vindt, antwoordt Contreras voorzichtig. “Ik denk dat er veel goed onderzoek wordt gedaan”, zegt ze. Ze noemt onderzoeksprojecten van het NIOD, bijvoorbeeld naar collaboratie. En studies over het werk van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. “Maar bredere kritieken over de vraag waarom het debat in Nederland zich niet ontwikkelt, moet ik nog tegenkomen. Nederland moet het verleden na 70 jaar nog steeds zien te verwerken.”
Contreras begint over de felle discussies die er elk jaar weer rond de dodenherdenking op 4 mei zijn. Het werk van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, die de dodenherdenking organiseert, is ook ingewikkeld, zegt ze, juist omdat het met al die belangengroepen rekening moet houden. “Het is een complex netwerk. Dat kun je ook niet negeren. Daarom zijn er altijd weer gesprekken met deze groepen.” Dat leidt ook steeds weer tot dezelfde discussies, bijvoorbeeld over de vraag wie moet worden herdacht (zie bv Jan Kuitenbrouwer in de Volkskrant, mei 2017). En blijft het de vraag hoe de periode van 1940-1945 moet worden gekarakteriseerd.
Verantwoordelijkheid
Contreras ziet daarin ook een behoefte om je niet te hoeven bezighouden met de vragen over Nederlandse betrokkenheid bij de Holocaust. Of over fouten die zijn gemaakt in de behandeling van teruggekeerde joden na de oorlog. Dat de boeken van Van der Heijden en Van der Boom bij zo’n groot publiek aanslaan, is niet voor niets, denkt ze. “Kennelijk is er nog steeds een behoefte om te bewijzen dat Nederlanders niet zo verantwoordelijk zijn voor wat er is gebeurd.”
Het zou helpen als Nederlanders het onderzoek naar de Tweede Wereldoorlog en de periode erna meer inpassen in een breder, internationaal kader, bepleitten Moore en Contreras in Amsterdam. “Ik plaats Nederland in mijn onderzoek in een Europees kader.Je kunt pas zeggen wat er anders is aan de Nederlandse situatie als je het vergelijkt met andere landen. Het is nuttig om een breder kader te hebben, zeker bij studies over herinneringscultuur.”
Maar het beste wat ze in Nederland is tegengekomen als het gaat om veranderingen in de herinneringscultuur zijn publieke educatieprojecten, zegt Contreras aan het eind van het gesprek. Ineens spreekt ze vol enthousiasme. “De Open Joodse Huizen. Ken je dat? Dat is elk jaar op 4 mei. Je kunt dan huizen bezoeken waar joden hebben gewoond die zijn weggevoerd. De mensen die er nu wonen vertellen daarover. Daar ga ik nu ik hier ben abslouut heen. Of de duogastlessen die Kamp Westerbork organiseert. Dan vertellen kinderen van joden en NSB’ers samen op scholen over de Tweede Wereldoorlog. Zó doorbreek je traditionele barrières.”
Lees meer over 'Nationaal-socialisme':
Museum Die Villa_: 'Hoe meer debat, hoe beter'
In Osnabrück is het museum over de omstreden nazi-jurist Calmeyer geopend. Journalist Ingrid Bosman bracht er een bezoek.
Nazi-bouwwerk Prora in toeristisch jasje gestoken
Na decennia van leegstand en verpaupering is het megalomane nazi-bouwwerk op het Duitse eiland Rügen omgebouwd tot een luxe vakantieoord.
'Duitsland heeft thema dwangarbeid lang verwaarloosd'
Miljoenen mensen werkten tijdens de oorlog onvrijwillig voor nazi-Duitsland. De verwerking daarvan duurt nog altijd voort.
De vermoorde componist
Merlijn Schoonenboom stuit in Rostock bij toeval op de muziek van Dick Kattenburg, een Nederlandse componist die in Auschwitz is vermoord.
Reacties
Als een Duitse officier een Nederlander van het vuurpeloton redt, omdat hij een humanist is en een tegenstander van de doodstraf, wat zeggen ze dan in dit land ? ... Foute boel ! ... Dat is wat ze zeggen. Tot op de dag van vandaag.
Het zou een goede basis zijn om Nederland te vergelyken met Belgie. Nederland stelde zich neutraal op voor de oorlog ondanks voldoende bewijs dat Duitsland zich ontwikkelde als een fascism-staat. Er zijn veel vragen onbeantwoord. Als een nieuw Canadees van Nederlans-Duitse afkomst voel ik me ongemakkelijk met de Nederlandse bevrijdings parades. Te veel show niet genoeg hoe de Nederlands/regering/royalty er werkelijk uitzag gedurende die tijd.
Navelstaren is niet officieel erkend cultureel erfgoed in Nederland.
De ander heeft het altijd gedaan en dan past het schema "goed/fout" helemaal in het perspectief.
Als de ander fout is, hoef ik niet naar mezelf te kijken.
Nederland en de eigen geschiedenis is en blijft behelpen.
Dat Engeland en Amerika minder bezig zijn met WO2 snap ik wel: de bezetter was niet op hun grondgebied. Zelfs in België speelt WO2 nauwelijks een rol, maar niet omdat het verleden zo goed verwerkt hebben. Feit is toch wel dat de evengoed enkele tienduizenden joden uit België die zijn gedeporteerd nauweijks een herinnering bij de Belgen hebben achtergelaten. Ik vond dus Contreras niet zo verhelderend.
Een uitstekend artikel! Een eye opener. Het is een vorm van cognitive closure. Wij willen het er liever niet over hebben. Dat geldt voor meerdere zaken uit onze vaderlandse geschiedenis...... Met een moreel vingertje naar andere landen wijzen kunnen we goed maar ons zelf onder de loep nemen blijft lastig. Hoe kunnen wij leren uit ons eigen verleden? En dus verder komen dan alleen maar spreken over goed of fout!
Sowieso is het historisch besef in het algemeen bij Nederlanders "flinterdun".
De Eerste Wereldoorlog - in buurlanden la Grande Guerre- met zijn uitwerkingen op het vervolg is een vrijwel onbeschreven blad en van de Tweede Wereldoorlog wordt vooral het eigen narratief of doorgaans dat van de westelijke geallieerden benadrukt.
En men probeert voortdurend de historische context van toen te bekijken door een moralistische bril van nu.
Heel goed dat er op deze manier, van buitenaf, kritiek wordt geuit op de Nederlandse naar-binnen-gerichtheid' die optreedt bij de 'nationale' kijk op en discussie over het bezettingsgebeuren.
Wat er inderdaad toe leidt dat nationaal nog steeds nauwelijks constructieve lessen uit dat bezettingsgebeuren worden getrokken.
Complimenten!