‘Je moet creatief zijn om Duits over te brengen’
Achtergrond - 9 juli 2018 - Auteur: Wiebke PittlikHet imago van het schoolvak Duits is de laatste jaren verbeterd, met dank aan de docenten. Ze maken hun lessen afwisselender, spreken meer Duits voor de klas en worden doorgaans aardig gevonden. Dat beeld komt naar voren uit het Belevingsonderzoek Duits dat begin dit jaar werd gepresenteerd. Vier docenten vertellen hoe zij het vak ervaren, en hoe ze dealen met uitgebluste leerlingen, veel vergaderingen en verouderd lesmateriaal.
- Dennis Strauss: ‘Ik praat uitsluitend Duits met ze’
- Bettina Merten: ‘Lesmateriaal niet voor iedereen geschikt’
- Maaike Trimbach: ‘Docenten te snel voor de klas’
- Marlon den Breejen: ‘Leerlingen verwachten dat ik alles weet’
Dennis Strauss: ‘Ik praat uitsluitend Duits met ze’
Dennis Strauss komt uit Beieren en is via het programma ‘Van Assistent tot Docent Duits eerstegraads’ naar Nederland gekomen. Dit 2-jarige traject moest Duitse native speakers klaarstomen voor het Nederlandse onderwijs. Hij staat sinds een paar jaar voor de klas, nu nog in Enschede en na de zomer in Amsterdam.
Het verbaast Strauss nog steeds dat docenten en leerlingen soms nauwelijks Duits praten in de les, zoals blijkt uit het belevingsonderzoek. “Ik praat uitsluitend Duits met ze. Ik ben vaak de eerste die ze Duits horen praten, ook al hebben ze het vak al een paar jaar! Veel docenten spreken het zelf niet goed genoeg en durven daarom niet goed. Ze lijken ontzettend bang om fouten te maken.”
Strauss vindt dat de tweedegraadsdocenten in Nederland niet goed genoeg zijn opgeleid . “De kwaliteit van de docenten, zeker de tweedegraads-, moet veel beter. Je moet de taal perfect beheersen om je veilig te voelen als docent. Ik heb tweedegraadsdocenten begeleid die geen Duits met mij wilden praten.”
Strauss valt nog iets op: “Sommige docenten zijn gewoon lui. Die draaien hun lesjes af en verdienen hun geld. Ze zijn al jaren niet meer in Duitsland geweest.” Als leerlingen een paar jaar een slechte docent hebben gehad, is het moeilijk ze nog enthousiast te krijgen, vertelt hij. “Eigenlijk zouden docenten jaarlijks moeten worden bijgeschoold, maar daarvoor is geen tijd en geen geld.”
Wat hij zelf doet om de lessen leuker te maken? “Nieuwe muziek- ik luister veel naar de Duitse radio en zie mezelf als ambassadeur van Duitse moderne muziek en comedy. Met Enissa Amani (comediènne, red.) ga ik nu bijvoorbeeld iets doen in de bovenbouw. Zij is leuk en heel maatschappijkritisch.”
Na een paar jaar voor de klas in Nederland kan hij het Duitse en Nederlandse onderwijs goed vergelijken. “De vergaderingen bijvoorbeeld. Die zijn in Nederland veel langer en er wordt heel veel over de leerling persoonlijk gesproken. In Duitsland zijn de reglementen leidend. Voldoet een leerling aan de gestelde normen?” Dat er veel meer persoonlijke aandacht is voor leerlingen vindt hij op zich positief. Minder enthousiast is hij over de Nederlandse toetscultuur. “Er wordt zoveel getoetst dat er te weinig tijd over blijft om de leerlingen het vak te laten beleven.”
Aan het lesmateriaal heeft hij zich flink geërgerd. De methode ‘Na Klar’ noemt hij verouderd en verschrikkelijk. Hij gaat er liefst creatief mee aan de slag. “In de 3e klas behandel ik nu het hoofdstuk over beroepen in de methode Salzgitter. Ik zie het werkboek als zelfstudie en ga in de les bijvoorbeeld met ze naar de website van het arbeidsbureau en vertel over mijn eigen ervaringen met beroepskeuze.”
Een conclusie van het belevingsonderzoek die hij onderschrijft, is dat het imago van het Duits beter is geworden. “Bij mijn leerlingen zie ik meer belangstelling voor het vak. En minder Hitlergrappen.”
Bettina Merten: ‘Lesmateriaal niet voor iedereen geschikt’
Bettina Merten is docent op scholengemeenschap Reigersbos in de Amsterdamse Bijlmer. Zij kijkt de Duitse nieuwsuitzending Heute Express met de bovenbouw, om ze behalve taal ook iets over het land te leren. Met de onderbouw kijkt ze Logo!, een Duits jeugdjournaal. “Met Duitse ondertitels voor slechthorenden.”
Bijna al Mertens leerlingen hebben buitenlandse ouders, uit Ghana, Suriname, de Antillen. In tien klassen heeft ze 3 witte leerlingen. “Het cultuurverschil wordt onderschat, deze kinderen kijken geen Jeugdjournaal bijvoorbeeld. Ze hebben een achterstand in algemene kennis.”
Het lesmateriaal Duits is voor haar leerlingen niet geschikt, vindt Merten. “Dan krijgen ze een tekst over skieën. Geen van mijn leerlingen is ooit op skivakantie geweest. Ik moet ze eerst uitleggen wat een alm is. Ik krijg soms te horen dat ik de enige blanke ben die ze kennen.” Merten zoekt zelf naar rolmodellen die donker zijn. Zo kwam ze bijvoorbeeld op Ace Tee, een Ghanese R&B-zangeres uit Hamburg. “Je moet creatief zijn om het aan hen over te brengen.”
Ze zou wel graag alleen maar Duits praten voor de klas, maar bij de Mavo-klassen gaat dat niet. “Dat is trekken aan drie dode paarden. Op het vwo spreek ik alleen Duits, dat gaat wel. Maar terug praten, dat is andere koek.”
Merten vindt spreekvaardigheid wel heel belangrijk, ze zou willen dat het zwaarder meetelde voor het eindexamen. Nu maakt spreekvaardigheid maar 20 procent van het eindcijfer uit. Daarom wordt er in de laatste twee jaar heel veel aandacht besteed aan het lezen van teksten. “Maar is het voor een havist belangrijk dat hij de Frankfurter Allgemeine Zeitung kan lezen? Volgens mij is het belangrijk dat hij - als hij bij Mediamarkt of Mercedes gaat werken - Duits kan praten, op congressen bijvoorbeeld. Als hij piloot wil worden, moet hij Duits kennen om bij Lufthansa te mogen werken.”
Maaike Trimbach: ‘Docenten te snel voor de klas’
Maaike Trimbach werkt als journalist bij het Dagblad van het Noorden en heeft net haar diploma gehaald van de deeltijd-opleiding tot tweedegraads docent Duits in Leeuwarden. Ze rolde van een stage in een baan op een mbo. “Ik heb in de opleiding weinig over het mbo geleerd. Ik wist bijna niks over de vier verschillende niveau’s bijvoorbeeld. Terwijl het verschil tussen niveau 3 en niveau 4 echt groot is.”
In de opleiding lag de nadruk volgens Trimbach erg op het leren van allerlei werkvormen. Ze leukte haar lessen op met een quiz, muziek en allerlei creatieve opdrachten. Maar hoe je omgaat met niveauverschillen en andere moeilijkheden, daar was te weinig aandacht voor, vindt ze. Trimbach had leerlingen tussen 16 en 37 jaar, sommigen hadden eindexamen Duits gedaan, anderen hadden nog nooit Duits gehad en dan waren er per klas drie vluchtelingen die nauwelijks Nederlands kenden.
Daarnaast moest ze haar leerlingen voorbereiden op totaal verschillende beroepen, van secretaresse tot media-vormgever. “Ik zocht steeds materiaal dat bij hun beroep past.” Ze ging bijvoorbeeld in op de Duitse kantoorcultuur.
In het noorden is het docententekort groot. “Als leraar Duits word je met open armen ontvangen op scholen, dat voelt goed.” Scholen kunnen vaak geen stageplek bieden, maar wel een baan. Sommige mede-studenten van Trimbach namen zo’n baan aan en stonden dan na drie maanden opleiding al voor de klas als leraar.
De begeleiding op haar school was prima, maar de begeleiding vanuit de opleiding vindt ze ronduit slecht. Haar docenten zijn niet komen kijken, de begeleiding ging per mail en ze werd beoordeeld op zelf aangeleverd videomateriaal. Momenteel werkt Trimbach weer als journalist en als freelancer in het onderwijs. Het combineren van de twee banen was te zwaar. “ Wat lastig is als je voor de klas staat: je moet er altijd stáán, een dagje op halve kracht gaat niet.”
Marlon den Breejen: ‘Leerlingen verwachten dat ik alles weet’
Marlon den Breejen geeft les op een gymnasium in Utrecht. Tijdens haar master Duitse taal en cultuur heeft ze geleerd dat ze Duits moet spreken met haar leerlingen. Dat doet ze zoveel mogelijk met de basale communicatie in de klas. Maar lastig is het wel. “Je bereikt ze niet altijd zo goed in het Duits, dan schakel ik toch snel weer naar Nederlands.”
Hoewel Den Breejen vloeiend Duits spreekt, is ook zij soms bang fouten te maken: “Gymnasiasten zijn kritisch. Het is niet m’n moedertaal, als ze me naar de betekenis van een woord vragen en ik kom er niet direct op, dan hebben ze daar geen begrip voor. Als docent hoor ik dat te weten, vinden ze.”
Spreekvaardigheid zou Den Breejen meer 1 op 1 willen kunnen oefenen met haar leerlingen. Haar school heeft een jaarlijkse uitwisseling met een Duitse school, dat werkt volgens haar heel goed. En wat haar betreft zou er veel meer gelezen moeten worden. Waar ze zelf enthousiast over is: ze heeft ‘Im westen nichts Neues’ van Erich Maria Remarque gelezen met haar leerlingen. “Die roman gaat over de eerste Wereldoorlog, dus dat heb ik afgestemd mijn collega’s van geschiedenis, zodat de scholieren gelijk de goede context hebben bij zo’n boek.”
Lees meer over 'Duitse taal':
Mythes en misverstanden over talenstudies
Moet je per se leraar worden na een talenstudie? Germanist Trixie Hölsgens beantwoordt deze en andere vragen over talenstudies.
'De Duitse taal is mijn gereedschap'
Omdat het 10 oktober de Dag van de Duitse Taal is, spraken we vertalers Lotte Hammond en Ralph Aarnout over hun vak.
Een problematische beer
De Duitse minister Paus wordt voor 'Problembär' uitgemaakt, las columniste Inge Jooris in de Duitse media. Zijn haar dagen als minister geteld?
Vechten als ketellappers
De Duitse regering heeft zo veel ruzie, het lijkt wel een bende 'Kesselflicker', zei een van de ministers. Columniste Inge Jooris legt uit wat hij bedoelt.
Reacties
Een ontluisterend beeld van de verwaarlozing van het taalonderwijs Duits. Eigenlijk absurd, gezien Duitsland de grootste handelspartner van Nederland plus de grootste economie van Europa is. Hier worden enorm veel kansen verkwist.