Nederland moet niet blind bij Duitsland aanhaken
Duits Europabeleid is niet zonder meer gunstig voor Nederland
Achtergrond - 16 mei 2012
Wat is beter: meer of minder Europa? De vraag is praktisch zo oud als het Europese integratieproces zelf. Door de financiële crisis is ze opnieuw actueel geworden. Duitsland speelt een centrale rol in dit debat. Maar zijn positie wordt niet altijd goed op waarde geschat, aldus Katharina Garvert-Huijnen, Europa-expert van het Duitsland Instituut Amsterdam. Het Duitsland van nu is niet hetzelfde als dat van twintig jaar geleden.
Minister Guido Westerwelle van Buitenlandse Zaken tijdens een bijeenkomst van de Europese Raad in Brussel in 2011
Het gaat om een echte richtingenstrijd. Is het ontstaan en doorzeuren van de financiële crisis in Europa het gevolg van teveel of juist te weinig Europese samenwerking? Nu volop wordt nagedacht hoe we een crisis in de toekomst kunnen voorkomen, lopen de antwoorden op deze vraag duidelijk uiteen.
De Duitse minister van Buitenlandse Zaken Guido Westerwelle (FDP) pleit waar hij maar kan voor sterkere Europese samenwerking. Samen met zijn landgenoot, de Europese Commissaris voor Energie Günther Oettinger (CDU), schreef hij in april een opiniestuk dat in zowel de Stuttgarter Zeitung verscheen als in NRC Handelsblad en The Independent. ‘In Europa moeten we nóg meer samen doen’, luidde de titel en de strekking van het verhaal.
Januskop
De meeste politieke partijen in Duitsland delen deze visie, evenals bondskanselier Merkel (CDU). De crisis heeft de noodzaak bewezen van een politieke Europese Unie die de economische samenwerking in goede banen leidt – inclusief een nieuwe Europese grondwet dus. Buiten Duitsland wordt juist nog al eens gewezen op de Duitse Januskop in Europa: pleiten voor meer Europese samenwerking, maar de zaken net zo makkelijk buiten Europa om bekokstoven als dit het eigen voordeel dient.
Die dubbelzinnigheid valt historisch te verklaren, aldus Ton Nijhuis, directeur van het Duitsland Instituut Amsterdam, in de Internationale Spectator van maart 2012. Vanwege de erfenis van de Tweede Wereldoorlog is het land gewoon zich in Europa veel bescheidener op te stellen dan zijn positie rechtvaardigt. Die houding brokkelt in de huidige crisis af, omdat Duitsland als grootste economie van Europa het meeste te verliezen heeft.
Achterhaald
Clingendael-onderzoeker Alfred Pijpers verwelkomt die hernieuwde Duitse zelfverzekerdheid, blijkens zijn opiniestuk ‘Sterke staten moeten Europa gaan leiden’ in De Volkskrant van 19 april. Volgens hem zou Nederland hetzelfde moeten doen. Pijpers noemt een sterkere federalisering van Europa “achterhaald” en ziet veel meer in een krachtig Europees leiderschap van sterke landen als Duitsland:
“Voor Den Haag is het dus helemaal niet zo aantrekkelijk om in Brussel macht te delen met landen die het in democratisch en bestuurlijk opzicht slechter doen dan wijzelf. Zolang het gaat over handel of de samenstelling van chocoladerepen is dat niet onoverkomelijk. Maar dat ligt natuurlijk anders wanneer in een echte politieke unie democratisch zwakkere lidstaten in meerderheid de dienst gaan uitmaken inzake belastingen, begrotingen of pensioenen.”
Positieve inschatting
Pijpers positieve inschatting ten opzichte van Duitsland baseert hij op zijn observatie dat dit land “tijdens de financiële crisis heeft laten zien dat zijn economische en politieke overwicht in Europa gunstig kan uitpakken”. Zijn conclusie is dat Duitsland zijn krachten moet bundelen met de “best gekwalificeerde Europese staten” (waaronder uiteraard ook Nederland) en ook toekomstig de lakens in Brussel moet blijven uitdelen.
Om dit effectief te kunnen doen is het volgens hem nodig de heersende Europese krachtsverhoudingen te accepteren en de staatkundige vormgeving van Europa daaraan aan te passen door de positie van de Europese Raad, dus het overleg van de nationale regeringsleiders, te versterken. Bijgevolg zal de positie van de federale instituties, het Europees Parlement en de Commissie voorop, verzwakken.
Tekortkomingen
Dit is kortom de aloude discussie in een notendop of een intergouvernementele of een supranationale samenwerking beter is voor Europa. Het uitbreken van de financiële crisis heeft ons nog eens met de neus op de tekortkomingen van de bestaande Europese afspraken en verdragen gedrukt. Daarom lijkt me het buitengewoon verstandig dat dit debat nu weer oplaait.
Maar Pijpers bijdrage aan die discussie, de sterkste staten moeten Europa leiden, leidt volgens mij niet tot een voor Nederland gunstig resultaat. Hij zegt in feite: Nederland vaart er het beste bij als het kan aanhaken bij de sterke Duitsers, want zij hebben dezelfde belangen en Duitsland heeft een historische verantwoordelijkheid voor het Europese project. Zo volop in te zetten op de aanhoudende Duitse genegenheid voor Europa, getuigt van kortzichtigheid.
Commitment
Ik ga volledig mee in Pijpers betoog dat Duitsland zijn lessen uit zijn oorlogsverleden heeft geleerd en al decennialang meer Europees commitment vertoont dan veel andere lidstaten van de Europese Unie. Maar de verwachting dat de koers van het Duitse Europabeleid automatisch parallel loopt met die van Nederland, is veel meer gebaseerd op een momentopname dan dat zij stoelt op lessen uit het verleden of een blik op de toekomst.
Die lessen blijken in elk geval niet uit mijn eigen onderzoek naar de geschiedenis van de Duits-Nederlandse betrekkingen in Europa. Met blik op de toekomst heeft Nijhuis er in de Internationale Spectator óók op gewezen dat de uitgangspunten die het Duitse buitenlandse beleid in het verleden kenmerkten, te weten multilateralisme, Europa en transatlantische samenwerking, in “toenemende mate hun vanzelfsprekendheid verliezen”.
Speelbal
Niet alleen de internationale omgeving waarin Duitsland zich bevindt is sinds de val van de Muur sterk veranderd, ook is de Europese politiek steeds meer de “speelbal van de binnenlandse verhoudingen” geworden. Ook in Duitsland is Europabeleid vandaag dus in eerste instantie Interessenpolitik, die sterk afhankelijk is van de politieke verhoudingen in Berlijn.
Pijpers haalt in zijn opiniestuk de Franse Europaexpert Ulrike Guérot aan. Dat is opvallend, want zij gaat juist in deze gedachtegang mee. Sterker, ze doet er nog een schepje bovenop door erop te wijzen dat Duitsland, twintig jaar na de hereniging, assertiever, nationalistischer en van binnen tegelijkertijd politiek instabieler is geworden.
Een systeem van checks and balances, een kader van duidelijke democratische regels die voor iedere lidstaat gelden, het intomen van het overwicht van de grotere staten door een federale organisatie lijkt me voor een relatief klein land als Nederland daarom een veel betere keuze. Zoals de Oostenrijks-Britse filosoof Karl Popper treffend schreef: “Ohne Schutz durch das Gesetz muss die Freiheit zu einer Tyrannei der Starken über die Schwachen führen.“
Lees meer over 'Duitsland en Europa':
Haperende Frans-Duitse motor probleem voor EU
Frankrijk moet een beetje Duitser worden en Duitsland een beetje Franser, betoogt econoom Carsten Brzeski.
Verkiezingsuitslag hard gelag voor Duitse regering
Zo stemde Duitsland bij de verkiezingen voor het Europees Parlement.
Duitsland en de Europese verkiezingen 2024
Wat vinden Duitsers van de EU? Welke Duitse partijen doen mee aan de Europese verkiezingen? We zetten het in dit factsheet op een rij.
Podcast: De Duitse rol in Europa
Welke rol speelt Duitsland in de EU sinds het aantreden van kanselier Scholz? Daarover vertelt Ton Nijhuis, directeur van het Duitsland Instituut, in deze podcast.
Reacties
Geen reacties aanwezig