Vergrijzing en braindrain
Oost-Duitsland na hereniging nog steeds zorgenkind
Achtergrond - 3 oktober 2008
- Auteur:
Carina de Jonge
(München, 3 oktober 2008) Duitsland viert vandaag Tag der Einheit, maar achttien jaar na de hereniging is de voormalige DDR nog steeds een zorgenkindje. Vooral de uittocht van jonge hoger opgeleiden vormt een tikkende tijdbom voor economie en maatschappij.
“Veel bereikt maar nog veel te doen”, zo luidde Wolfgang Tiefensees conclusie naar aanleiding van zijn vorige week woensdag verschenen ‘Bericht zum Stand der Deutschen Einheit’. Het jaarlijkse rapport van de SPD-minister, verantwoordelijk voor het wederopbouwbeleid in voormalig Oost-Duitsland, balanceert net als elk jaar tussen bezorgdheid en optimisme.
Heel anders was de toon in het voorafgaande openbaar debat rondom de bevolkingssamenstelling in de oostelijke deelstaten. De grens tussen “winnaars en verliezers” van de demografische ontwikkeling loopt tussen Oost- en West-Duitsland, zo luidde de spraakmakende conclusie van een eind augustus verschenen onderzoek van het Berlin Institut für Bevölkerung und Entwicklung.
Het probleem dat beide kort na elkaar verschenen rapporten beschrijven is hetzelfde. Net als de rest van Duitsland kampen de oostelijke deelstaten met een dalend geboortecijfer. Dit kende een korte opleving na het historische dieptepunt van kort na de Wende, maar heeft inmiddels aangehaakt bij de dalende trend in het westen. Datzelfde geldt voor het migratiesaldo. Tegenwoordig verhuizen 50 duizend mensen meer van oost naar west dan andersom.
Niet dat aantal is het probleem, maar de aard van de migratie. In de oostelijke deelstaten zijn het vooral hoog opgeleide jongeren - onder wie veel vrouwen - die het gebied verlaten en zelden terugkeren. Zo versterken braindrain en vergrijzing elkaar. Terwijl hooggeschoolde jongeren elders werk vinden en gezinnen vormen, blijven in het oosten de ouderen, werklozen en kansarmen achter. En dat kan een samenleving behoorlijk ontwrichten - economisch én sociaal.
Onheilsvoorspellingen versus voortrekkersrol
Hoewel beide rapporten het eens zijn over de omvang van het probleem, klinkt het ‘Bericht zum Stand der Deutschen Einheit’ opvallend optimistisch naast het onheilspellende scenario van het Berliner Institut. Oost-Duitsland kan "een voortrekkersrol" spelen, zegt het Tiefensee-rapport. Tenslotte krijgen grote delen van Europa te maken met vergelijkbare demografische veranderingen.
Deze conclusie klinkt wellicht naïef, maar ook de ongenuanceerde strekking van het Berlin Institut blijft niet verschoond van kritiek. Wetenschappelijk is het commerciële instituut voor demografisch onderzoek niet onomstreden. Universitaire statistici verwijten het bureau al jaren munt te slaan uit opgeklopte onheilsvoorspellingen.
Vooral de indeling tussen “winnaars en verliezers” die het rapport over de demografische toekomst van Europa veronderstelt, ligt onder vuur. Want hoe de in kleurige kaartjes weergegeven indeling in gezonde regio’s en probleemgebieden tot stand komt, is niet precies te achterhalen.
Anderzijds komen de inschattingen van het Berlijnse instituut ook niet helemaal uit de lucht vallen. Het onderzoek is gebaseerd op bestaande statistieken van onder meer Europese Unie en Verenigde Naties. Politici bekritiseren daarom meer de toon dan de inhoud van het rapport.
Zo noemde minister-president van Saksen-Anhalt Wolfgang Böhmer (CDU) het onderzoek “defaitistisch”. Böhmer, wiens deelstaat het slechtst uit de bus kwam, verwijt het instituut dat het met geen woord rept over de al jaren geleden ingevoerde regeringsmaatregelen tegen de dreigende ontvolking. Zo'n onafhankelijke evaluatie van het regeringsbeleid ontbreekt inderdaad in het Berlijnse onderzoek.
Dat de balans van het ‘Bericht zum Stand der deutschen Einheit’ gematigd positief uitvalt is niet verwonderlijk. Tiefensees ministerie legt in zijn rapportage in de eerste plaats rekenschap af over de besteding van solidariteitsgelden.
Contactbeurzen
Tiefensee’s beleid is er al jaren op gericht om economisch sterke regio's te stimuleren, zodat die op den duur de zwakkere gebieden mee zullen slepen in hun succes. Ook het demografische beleid is zo'n speerpunt, zoals aan de belangrijkste maatregelen is te zien.
Zo bestrijdt het in 2002 door Bondsregering en oostelijke deelstaten in het leven geroepen programma 'Stadtumbau Ost' de toenemende leegstand door op grote schaal woningen af te breken. Daardoor moeten gelden vrijkomen die worden geïnvesteerd in de infrastructuur van aantrekkelijke woongebieden als de oude binnensteden.
Daarnaast proberen de oostelijke deelstaten hoger opgeleiden opnieuw aan te trekken. Het aantal studieplaatsen in het kader van het 'Hochschulpakt' met de Bondsregering blijft ondanks teruglopende studentenaantallen voorlopig op het niveau van 2005. Maar met splinternieuwe onderzoekscentra en bibliotheken proberen de Oost-Duitse universiteiten zich te profileren als aantrekkelijk alternatief voor de vaak overvolle West-Duitse instellingen voor hoger onderwijs.
Ook investeert men in maatregelen om de studie voor jonge ouders haalbaar te maken. Online contactbeurzen en andere creatieve acties moeten bovendien die jongeren teruglokken, die al voor hun opleiding naar het westen zijn verhuisd - het zogeheten 'Rückwanderungsprojekt'.
Al deze maatregelen richten zich op de ontwikkeling van zowel de regio als de bevolking, maar het welslagen ervan is op korte termijn nog niet te voorspellen. Volgens Tiefensee duurt het nog ruim tien jaar, voordat de nieuwe deelstaten op hetzelfde economische niveau verkeren als de rest van het land. Andere prognoses zijn zelfs nog somberder.
Tweederangs burgers
Hoewel het voor een evaluatie van de maatregelen duidelijk te vroeg is, zijn een paar kritische kanttekeningen wel op hun plaats. De maatregelen zijn niet bedoeld om de Oost-Duitsers het gevoel te geven “tweederangs burgers” te zijn, zo benadrukt Tiefensee. Maar de zo gewenste instroom van hoger opgeleiden zou juist dit sentiment onbedoeld teweeg kunnen brengen. Dit zou jonge, kansarme mannen gemakkelijker in de armen van extreem-rechtse organisaties kunnen drijven.
Hetzelfde geldt voor de opmerking in het Tiefensee-rapport dat landelijke regio's zich “op een duurzame afname van de bevolking” moeten instellen. Als bewoners hun gebied als 'opgegeven' beschouwen, is het moeilijk voorstelbaar dat zij pionieren op het gebied van toerisme en alternatieve energie, zoals het rapport veronderstelt.
Op basis van de huidige statistische gegevens is het bijna onmogelijk om de lange-termijnontwikkeling te voorspellen. Evenmin vallen demografische ontwikkelingen uitsluitend met economische instrumenten te sturen. Beide rapporten hebben achttien jaar na de hereniging nog te weinig oog gehad voor deze aspecten.
Carina de Jonge promoveert in München en schrijft regelmatig voor het Duitslandweb.
Afbeeldingen:
Lees meer over 'Val van de Muur':
Berlijn viert 'Mauerfall' in onzekere tijden
Tijdens de 35ste viering van de val van de Muur in Berlijn werd duidelijk: vrede en vrijheid staan onder druk.
Terug naar het voorportaal van het Westen
In Berlijn-Marienfelde werden vluchtelingen uit de DDR opgevangen. Ingrid Bosman tekende de verhalen van twee 'Zeitzeugen' op.
30 jaar Stasi-archiefsnippers plakken
De Oost-Duitse geheime dienst liet een enorm archief na, dat deels is vernietigd. Nog steeds worden verscheurde dossiers met de hand hersteld.
35 jaar val van de Muur in Nederland en Duitsland
Overzicht van activiteiten rond de herdenking van de val van de Berlijnse Muur in 1989.
Reacties
Geen reacties aanwezig