Duitsland in de knel
De EU en Rusland vervreemden van elkaar

Achtergrond - 25 mei 2007

(25 mei 2007) De relatie tussen de Europese Unie en Rusland heeft een nieuwe wending genomen. Het het optimisme van de jaren negentig is definitief omgeslagen in kille afstandelijkheid. Toch is deze vervreemding niet per se ongezond.

 De onwennige gezichten die Europese Commissie-voorzitter Barroso, de Duitse kanselier Merkel, die momenteel het halfjaarlijkse voorzitterschap van de Europese Raad bekleedt, en de Russische president Poetin tijdens de top tussen de EU en Rusland in Wolga-stad Samara deze maand, spraken boekdelen.

De groeiende wrijvingen tussen Brussel en Moskou moesten wel uitmonden in een mislukking van ‘Samara’ – geen analist die zich aan een positieve voorspelling waagde. De verslechterende mensenrechtensituatie in de ‘gestuurde democratie’ Rusland, de toekomstige status van Kosovo en de russofobe koers van een aantal nieuwe loten aan de EU-boom hebben de betrekkingen namelijk niet onberoerd gelaten.

Kanselier Merkel had natuurlijk al ingecalculeerd dat het Rusland-dossier voor de nodige hoofdbrekens zou zorgen. Niettemin hoopte zij te slagen waar haar voorganger als EU-voorzitter, de Finse premier Vanhanen, in de tweede helft van 2006 had gefaald (zij het goeddeels buiten zijn schuld om). Twee compexe verdragen, het Energy Charter Treaty en het Partnerschaps- en Samenwerkingsverdrag (PCA in vakjargon), behoeven vernieuwing dan wel prolongatie. Een speciaal protocol van dat eerste, in 1994 door alle Europese landen (uitgezonderd Servië), alle ex-Sovjetrepublieken en Australië ondertekende verdrag over vrijere energiehandel richt zich op de doorvoer van energie. Dit thema is na de Russisch-Oekraïense ‘gasoorlog’ van januari 2006 nadrukkelijk in de belangstelling komen te staan.

Rusland wil echter voorkomen dat buitenlandse investeerders belangen verwerven in het door de monopolisten Gazprom en Transneft beheerde gas- en oliepijpleidingennetwerk op zijn grondgebied. Vanhanen kon geen doorbraak forceren. Op 12 april deed president Poetin een strategische meesterzet: hij kwam met de leiders van Kazachstan en Turkmenistan overeen een nieuwe pijpleiding richting Rusland aan te leggen. De EU kan Rusland dus niet meer omzeilen, letterlijk noch figuurlijk – volgens de Estse historicus en analist Andres Kasekamp het slechtste nieuws van het jaar. Vergeleken met Vanhanen verkeert Merkel nu in een nog slechtere onderhandelingspositie.

Rapallo-patroon

Het samenwerkingsverdrag tussen de EU en Rusland inzake politieke consultatie, handelsbevordering en sociaal-economische en culturele samenwerking, dat eveneens uit 1994 stamt, loopt in november van dit jaar officieel af. Voornaamste obstakel voor de verlenging wordt momenteel gevormd door Polen dat eist dat Rusland de importbeperkingen op Pools vlees zal opheffen.

Meer in het algemeen zou men kunnen stellen dat de tendens van wederzijdse vervreemding een gezonde is. De EU en Rusland hebben na het vertrek van kanselier Schröder (2005), de stuwende kracht achter wat de ‘Duits-Frans-Russische As’ is gedoopt, in feite een pas op de plaats gemaakt. Schröder meende, geheel in lijn met de ideeën van SPD-strateeg en voormalig adviseur van kanselier Brandt Egon Bahr (men leze diens in veel opzichten profetische boek 'Deutsche Interessen' uit 1998), de handen ineen te moeten slaan met Parijs en Moskou om tegenwicht te bieden aan het Washington van de neoconservatieve haviken. Volgens de Amerikaanse oud-minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger paste Schröders politiek helemaal in het vertrouwde ‘Rapallo’-patroon van Duits-Russische toenadering. De tijden van Die Große Gerd und Wladimir Show liggen nu achter ons en de Unie en Rusland lijken nog altijd zoekende te zijn naar de juiste manier om hun relatie een meer nuchtere, ‘post-Schröderiaanse’ invulling te geven.

Dat lijkt minder eenvoudig dan gedacht. De steeds assertiever wordende buitenlandse politiek van Rusland, inclusief de aanwending van zijn energievoorraden als politiek pressiemiddel, en de ronduit gespannen relatie tussen Rusland en het leeuwendeel van de Centraal- en Oost-Europese landen die in 2004 tot de EU zijn toegetreden, zijn hier debet aan. Het belangrijkste verschil met de jaren negentig, het pre-Schröder-tijdperk zo men wil, is dat samen met de zeven (inmiddels negen) ex-Sovjetsatellieten ook een van de West-Europese Weltanschauung afwijkende visie op de geschiedenis tot de Unie is toegetreden, oftewel de herinnering aan 45 jaar van communistische dictatuur en terreur. Een herinnering die bovendien na 1989-‘91 pas voor het eerst in alle openheid en vrijheid ter sprake kon worden gebracht. De verbale oorlog tussen Estland en Rusland over de verplaatsing van een Sovjet-standbeeld in Tallinn staat beslist niet op zichzelf.

Schröders erfenis

Het schier eindeloze gekibbel tussen New Europe en het Kremlin heeft kanselier Merkel in een buitengewoon lastig parket gebracht. Zij is de afgelopen anderhalf jaar alom geprezen voor haar pogingen de balans in de buitenlandse politiek van de Bondsrepubliek te herstellen, maar hoe lang zal zij de keuze tussen het verdedigen van de liberaal-democratische basiswaarden en de solidariteit waar de EU voor staat enerzijds en de economische belangen van het Duitse bedrijfsleven anderzijds nog voor zich uit kunnen schuiven?

Natuurlijk, voor iedere EU-voorzitter zou het moeilijk zijn de juiste middenweg tussen Centraal- en Oost-Europa en Rusland te bewandelen – zo ook voor Portugal dat in juli de voorzittershamer zal overnemen – maar Duitsland is een bijzonder geval. Ten eerste door zijn Mittellage in het hart van Europa en zijn (oorlogs-)verleden die maken dat zowel de nieuwe lidstaten als Moskou hoge verwachtingen aan Berlijn stellen. Ten tweede de verhoudingen binnen de regerende grote coalitie. Legt Merkels CDU/CSU een meer kritische houding ten op zichte van Poetins Wille zur Macht aan de dag, de SPD neigt ernaar Schröders erfenis veilig te stellen. Dit bleek ook duidelijk uit de reacties op de Ests-Russische crisis en de boting van Polen en Tjechië met Rusland over het Amerikaanse raketschild. Speculaties doen de ronde dat SPD-minister van Buitenlandse Zaken Frank-Walter Steinmeier en niet partijvoorzitter Kurt Beck in 2009 de uitdager van Merkel zou kunnen worden.

Het getouwtrek over de toekomst van de Europese Grondwet zal een welkome afwisseling voor beiden zijn.

Jeroen Bult is verbonden aan het Institute of International & Social Studies in Tallinn.

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger