De zwalkende koers van Duitsland
Opinie

Achtergrond - 25 januari 2005

(25 januari 2005) Duitsland is zijn buitenlandpolitieke coördinaten kwijt. In het nog niet zo verre verleden kon Duitsland nog beweren dat het zich als een ideaaltype Zivilmacht (civiele mogendheid) profileerde op het internationale toneel. Van dit concept lijkt Berlijn zich echter met rasse schreden te vervreemden, zoals met name blijkt uit zijn Europese politiek.

Als gevolg van het aangenomen rollenpatroon als Zivilmacht had de Bondsrepubliek niet alleen een preferentie voor politiek-economische conflictpreventie en diplomatie conflictoplossingen, maar ook een uitgesproken voorkeur voor een versterking van de internationale rechtsorde, aandacht voor mensenrechten en een evenwichtigere mondiale ontwikkeling. In Europees verband streefde Duitsland naar steeds hechtere integratie, zo niet gebaseerd op het federale model van de Bondsrepubliek zelf, dan toch met sterke supranationale kenmerken.

Pragmatisme

Dit politiek-filosofische coördinatensysteem lijkt Berlijn te hebben verlaten. Het unilaterale optreden van kanselier Gerhard Schröder in het Irak-conflict, waarbij men tegelijkertijd zowel de VN-Veiligheidsraad als de VS schoffeerde en een gemeenschappelijk Europees standpunt voorkwam door de meer Atlantisch georiënteerde landen van zich te vervreemden, getuigt van een poging om een nieuwe buitenlandpolitieke koers te varen. Ook de pogingen om een permanente Duitse zetel - en geen Europese - in de VN-Veiligheidsraad te verkrijgen, de coulante houding ten opzichte van autoritaire grote mogendheden als Rusland onder Poetin en China getuigen van een nieuw ‘pragmatisme’ of opportunisme dat steeds moeilijker te verenigen lijkt met het beeld van de oude Bondsrepublikeinse civiele mogendheid. In zijn buitenlandse politiek lijkt Berlijn dus afscheid te hebben genomen van zijn oude rol als civiele mogendheid. Uiteraard zijn er ook nog steeds voorbeelden van een Duitse politiek die nauw aansluit op de oude buitenlandpolitieke stijl en handelingsmaximes - old habits die hard - maar toch, onder rood-groen lijkt Berlijn haar oude ideologische veren te hebben afgeschud.

Het verwarrende is echter dat de huidige politici en beleidsmakers weliswaar voornemens (b)lijken te zijn de Duitse macht vaker in te zetten om vermeende nationale of industriespecifieke belangen te verdedigen en om meer ruimte te creëren voor een autonome buitenlandpolitieke positie, maar dat het nog ontbreekt aan een goed omschreven Leitidee. Er bestaat geen helderheid over de lange termijn doelstellingen voor de internationale omgeving en instituties waar Duitsland deel van uitmaakt, en evenmin lijkt er sprake te zijn van een coherente set doelen die consequent worden nagestreefd. Ja, Duitsland wil in de Veiligheidsraad en is bereid daar ondanks het enorme begrotingstekort 500 miljoen euro ‘entreegeld’ voor te betalen in de vorm van hulp aan Azië, maar gezien de weigering om de dienstplicht af te schaffen is Berlijn nog altijd niet bereid om zichzelf ook de veiligheidspolitieke status van een mondiale grote mogendheid aan te meten.

Soevereiniteit

Het meest duidelijk komt het gebrek aan toekomstvisie naar voren in de Duitse Europapolitiek. De oude maxime ‘wat goed is voor een sterker geïntegreerd Europa is goed voor Duitsland’ is verlaten; we hoeven hierbij alleen al te denken aan het Duitse optreden om het eigen begrotingstekort niet te laten bestraffen door de Europese Raad, zoals het stabiliteitspact – dat nota bene onder grote druk van toenmalig kanselier Kohl is opgesteld – dat wel voorschrijft. Diezelfde symptomen zien we rond de Duitse opstelling in de toetredingsonderhandelingen van Turkije tot de EU. Aanvang jaren negentig was voor de Bondsrepubliek de keuze tussen ‘verdieping’ en ‘verbreding’ in het Europese integratieproces altijd lastig. Maar ondanks dat men deze keuze door een Sowohl-als-Auch-politiek zoveel mogelijk trachtte te voorkomen, was er een voorkeur voor verdieping van het Europese integratieproces. Een uitbreiding van de EU met nieuwe lidstaten, die niet alleen andere historische ervaringen hadden dan de oprichters van de Unie maar ook een andere politieke cultuur kenden en veelal minder geneigd waren hun recent verworven soevereiniteit weer op te geven aan Brussel, zou zonder twijfel leiden tot een vertraging zo niet stilstand van verdere integratiepogingen. Dat wetende was het minister van Buitenlandse Zaken Joschka Fischer zelf die in zijn befaamde Humboldt-rede van 2000 pleitte voor een ‘kern-Europa’. Een ‘Europa van verschillende snelheden’ zou Duitsland in staat stellen de gewenste verdieping van het integratieproces te combineren met de eveneens wenselijke uitbreiding van de Europese structuren naar Centraal en Oost-Europa.

Sindsdien lijkt veel veranderd. In februari 2004 verklaarde diezelfde Fischer dat een Europa van verschillende snelheden onwenselijk is. In het licht van de uitbreiding met tien staten is dit een duidelijk signaal dat men in Berlijn het doel van een verdieping van de Europese integratie minder prioriteit toekent. De Duitse opstelling in de discussie over de Turkse toetreding bevestigt deze heroriëntatie. Er zijn zeker positieve aspecten aan een Turkse toetreding tot de EU, maar één ding staat vast: de integratie van de Turkse politieke elite en bevolking in de Europese structuren zal zwaar drukken en verdere integratie op de korte tot middellange termijn bemoeilijken. Temeer daar deze structuren toch al zwichten onder de problemen die bestaan tussen de bestaande grote mogendheden, en de nieuwe en oude lidstaten. De uitdaging om alle lidstaten op één lijn te krijgen (en te houden) zal door een Turkse toetreding, zelfs al is deze over tien tot vijftien jaar, aanzienlijk toenemen.

Het feit dat de rood-groene regering reeds in een vroeg stadium het groene licht gaf voor een Turkse toetreding zou kunnen worden geïnterpreteerd als zou de Berliner Republik accepteren dat het Europese integratieproces stokt bij de vorming van een statenbond. Tegelijkertijd toont de Duitse inspanning voor een Europese constitutie met meer federale kenmerken dat Berlijn dit nu ook weer niet als einddoel wenst. Ook dit toont aan dat men in Berlijn eenvoudigweg geen lange termijn visie meer heeft en evenmin beschikt over een coherente buitenlandpolitieke strategie om het land te leiden. Bij gebrek aan een duidelijk nieuw rollenconcept dat de oude grand strategy van het land kan aflossen, zal men in Berlijn een zwalkende koers blijven volgen en kan de zelfbenoemde crisismanager bij uitstek, Gerhard Schröder, de ene na de andere crisis proberen te verlichten.

Hans Terlouw maakt deel uit van het Graduiertenkolleg van het Duitsland Instituut Amsterdam. Hij schrijft een proefschrift over de Duitse buitenlandpolitiek na de hereniging.

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger