Nooit meer 1929
Financiële crisis dwingt Bondsregering weer tot ingrijpen
Achtergrond - 23 oktober 2008
Met rigoureuze maatregelen lijkt de Bondsregering de financiële crisis in eigen land te hebben bezworen. De spookbeelden van de jaren twintig en dertig drongen zich op. Ook toen trachtte de staat door verregaande inmenging in het bankwezen de problemen het hoofd te bieden.
Iedere Duitser heeft op school geleerd dat de inflatie van 1923 en de bankencrisis van 1931 een zeer zware wissel trok op de al wankele republiek van Weimar. Veel Duitse banken trachtten zich met Amerikaanse leningen te herstellen, maar door de beurskrach in 1929 raakten de financiers uit de Verenigde Staten zelf in de problemen.
Het duurde daarom niet lang voordat de crisis oversloeg naar Duitsland en daar de financiële sector en kort daarop de reële economie trof. Ernstige politieke gevolgen bleven niet uit. Nauwelijks twee jaar later kwam Hitler aan de macht.
Waar andere landen te kampen hadden met dalende koersen en een ernstige recessie, kwam in Duitsland een einde aan de democratie. Een nieuwe financiële crisis ligt in de Bondsrepubliek daarom historisch gevoeliger.
De Duitse banken hebben niet voor niets een reputatie opgebouwd als onverwoestbaar bastion van financiële betrouwbaarheid. Maar ook de Duitse bankiers hebben gehandeld in onbetrouwbare Amerikaanse hypotheken, zich al dan niet bewust van de daaraan verbonden risico’s.
Er viel binnen korte tijd veel geld te verdienen binnen deze handel. De Duitse bancaire sector wilde - mede onder druk van naar hogere rendementen snakkende aandeelhouders - deze kans niet aan zich voorbij laten gaan. Zoals een bekende Nederlandse voetbaltrainer ooit zei: “Deze trein komt maar één keer langs.”
Overeenkomsten
De vergelijking met de jaren twintig is in Duitsland inmiddels tot vervelens toe getrokken. Niet geheel onterecht, want er zijn wel degelijk overeenkomsten. Vergelijk de berichtgeving van de afgelopen weken met het boek van de Amerikaanse econoom John Kenneth Galbraith, die in een kleine tweehonderd pagina’s uitlegt hoe de wereld zich aan het einde van de jaren twintig in de economische misère stortte. Wordt dan helemaal niets van het verleden geleerd?
Op deze retorische vraag zal wat betreft de huidige crisis het antwoord nog wel even op zich laten wachten. Eerst moet gekeken worden of en hoe de omvangrijke en peperdure reddingspakketten voor de financiële sector aanslaan en of Duitsland zich blijvend bemoeit met zijn bankensector.
Bij de bankencrisis van 1931 wist de overheid nog meer haar stempel op de sector te drukken. Het waren uiteindelijk de politici, niet de bankiers die het bankwezen bestuurden. Aanleiding hiervoor waren geruchten over een mogelijk faillissement van de Berlijnse Danatbank, waarna de spaarders massaal hun tegoeden opnamen en de bank verder in de problemen kwam.
Andere banken schoten Danat niet te hulp, omdat dit weer een concurrent zou schelen. Naarmate de crisis vorderde kwamen de andere grootbanken door de ontstane vertrouwenscrisis ook in de problemen.
Amerikaanse leningen
Aan de andere kant was de Duitse bankensector destijds erg afhankelijk van het buitenland. Met vooral Amerikaanse leningen kon de kapitaalstroom in gang worden gehouden die noodzakelijk was voor de Duitse handel en industrie.
De Duitse banken konden niet over een kapitaal beschikken, omdat in 1923 door de hyperinflatie het Duitse spaargeld waardeloos was geworden. Afgeschrikt door die ervaring, zetten weinig Duitsers de jaren daarna hun geld op een spaarrekening. De overheid stak geen geld in de banken, maar nam grote belangen in de financiële instellingen. De Dresdner Bank was dat jaar voor negentig procent staatseigendom en Commerzbank voor zeventig procent. Deutsche Bank was voor eenderde staatsgeleid.
De regering maakte zo daadwerkelijk gebruik van haar invloed. Sanering werd naar goeddunken verricht en fusies per decreet beslist. In tijden van crisis werd het functioneren van het management gemeten aan de grootte van het verlies. Ook toen werden bankiers gestraft voor hun mismanagement.
Staat als verliezer
De staat slaagde erin ondanks een economische crisis het financiële systeem in stand te houden, maar kwam zelf als de grote verliezer uit de strijd. Communisten, fascisten en de vakbonden verzetten zich tegen de overheid, die zich in hun ogen alleen voor het grootkapitaal heeft ingezet ten koste van de gewone burger. Ook de financiële sector zelf voelde zich tekort gedaan. Het verregaande staatsingrijpen werd gezien als een belediging voor het vak.
Anno 2008 zullen de gevolgen voor het beleid in de sector ook duidelijk voelbaar zijn, zo stelde bondskanselier Merkel twee weken geleden. Managers die zich schuldig hebben gemaakt aan wanbeleid kunnen voor het gerecht worden gesleept. Het excessieve bonussysteem wordt daarbij aan banden gelegd. Zo werd vandaag duidelijk dat het management van de onlangs door staatsingrijpen geredde IKB Industriebank hun premies moeten terugbetalen.
De Bondsregering moest wel een vuist maken. Het ergst denkbare scenario is nu voorkomen – de crisis is vooralsnog binnen de perken gehouden. Weer is een financieel systeem van de ondergang gered en weer wordt geklaagd over de “herfinanciering van het grootkapitaal”. Maar van een ernstige bedreiging voor de Duitse democratie is nooit sprake geweest. Het zijn vooral de Duitse bankiers en de toezichthouders die zelf schade hebben toegebracht aan hun solide imago.
Afbeeldingen:
Reacties
Geen reacties aanwezig