Gedenkstätte der Sozialisten
Hoe de SED Karl, Rosa en vooral zichzelf herdacht
Achtergrond - 13 januari 2012
Een 93 jaar oude moord herdenken met een demonstratie tegen fascisme, imperialisme en moderne slavernij. Links-radicaal Berlijn staat jaarlijks in januari stil bij de in 1919 vermoorde communistische revolutionairen Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht. De hedendaagse leuzen en spandoeken verschillen nauwelijks van oude DDR-retoriek. Toch is er een groot verschil: de socialistische partij presenteert zich niet langer als de overwinnaar van de geschiedenis.
Een compilatie van nieuwuitzendingen over de herdenking in januari 2011.
De herdenking van de moord op Liebknecht en Luxemburg is een traditie die stamt uit de Republiek van Weimar. De oprichters van de Kommunistische Partei Deutschlands (KPD) probeerden na het einde van de Eerste Wereldoorlog en het aftreden van de Duitse keizer een staatsgreep te plegen. De opstand werd door het leger bloedig neergeslagen. Luxemburg en Liebknecht, gezien als aanstichters, werden op 15 januari 1919 door een rechts-radicaal vrijkorps op brute wijze vermoord. Beiden werden onder massale belangstelling begraven op de in oostelijk Berlijn gelegen Zentralfriedhof Friedrichsfelde, de eerste gemeentelijke begraafplaats waar plaats was voor rijken én armen.
Voor de KPD werd de begraafplaats vanaf 1919 een bedevaartsoord. Luxemburg en Liebknecht werden herdacht als martelaren, hun dood werd geïnterpreteerd als een offer dat de overwinning van het socialisme aankondigde. De KPD liet in 1926 een monument bij de graven bouwen door de, toen nog onbekende, architect Ludwig Mies van der Rohe. Hij ontwierp een abstract monument uit rode klinkers met daarop de tekst “Ich war, ich bin, ich werde sein”, de laatste woorden van Rosa Luxemburg die op schrift verschenen. Na de machtsovername door de nationaal-socialisten kwam in 1933 een eind aan de officiële herdenkingen bij het monument. Na de Rijksdagbrand werd het monument gesloopt. Er werden nieuwe graven gedolven, de overblijfselen van de vermoorde revolutionairen verdwenen.
SED
De KPD, opgegaan in de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED), probeerde na het einde van de Tweede Wereldoorlog de herdenkingen weer voort te zetten. De begraafplaats in Friedrichsfelde werd gepromoveerd tot nationale begraafplaats van de DDR en de herdenking van Luxemburg en Liebknecht werd de belangrijkste gedenkdag voor de nieuwe partij. Het moest de SED historische wortels geven en de macht van de partij legitimeren. Tijdens de herdenking vierde de partij vooral zichzelf.
De SED bouwde op de begraafplaats in 1951 een nieuw monument, de Gedenkstätte der Sozialisten. President Wilhelm Pieck, een oude strijdmakker van de martelaren, leverde eigenhandig de schetsen. Het monument bestaat uit een grote ringmuur van rode klinkers. In de binnenste cirkel liggen grafstenen voor een aantal socialistische helden en martelaren. De belangrijkste plaatsen zijn voor Luxemburg en Liebknecht. De meeste grafstenen zijn slechts symbolisch. Van de overblijfselen van Luxemburg en Liebknecht werd, op een klein deel van de kist van Liebknecht na, niets teruggevonden.
Het monument is een postume vereniging van leden van beide vooroorlogse arbeiderspartijen, KPD en SPD. De SED liet zo zien dat zij van de geschiedenis had geleerd: nooit mocht de Duitse arbeidersbeweging meer zo verdeeld raken als tijdens de Republiek van Weimar toen KPD en SPD elkaar fel bestreden in plaats van Hitler en zijn NSDAP. Door in de binnenste cirkel ook SED-kopstukken als Pieck, Ulbricht en Grotewohl te begraven toonde de SED dat haar leiders dezelfde status als de martelaren hadden omdat zij hun onafgemaakte levenswerk, de vestiging van de socialistische staat, hadden voltooid. Een grote steen met de tekst ‘Die Toten mahnen uns’ onderstreepte die boodschap.
Rouwstoet
De herdenking bestond uit drie rituelen en vond jaarlijks op een zondagochtend in januari plaats. De dag begon met een demonstratie waarbij burgers en militairen, voorafgegaan door de partijelite, over de Karl-Marx-Allee naar de begraafplaats marcheerden. De partijleiding liep bewust voorop: zij werd zo letterlijk de voorhoede van het proletariaat. Tegelijkertijd presenteerde de partijelite zich op deze manier ook als de nauwste verwanten van de overleden revolutionairen. Net als bij een rouwstoet ging ook hier de ‘naaste familie’ de treurenden voor.
Aangekomen bij het monument werd de demonstratie een herdenking. Onder tromgeroffel werden kransen gelegd, gevolgd door een minuut stilte en het volkslied van de DDR. Daarna stelde de partijleiding zich op in de opening van de ringmuur waar zich een spreekgestoelte bevond. Eén van de partijbonzen hield een toespraak. Zo zei Erich Honecker in 1969: “Vandaag, een halve eeuw na de sluipmoord op Karl en Rosa, kunnen wij met het volste recht zeggen: wij behoren tot de overwinnaars van de geschiedenis!” De partijelite nam daarna een parade af, gevormd door de daar verzamelde arbeiders en militairen. De partijtop hoefde tijdens het uren durende defilé niet bang te zijn voor koude voeten, ze konden zich warmen aan een onderaardse heteluchtverwarming.
Het einde van de DDR in oktober 1990 betekende ook het einde aan het monopolie van de SED op de herdenking van Luxemburg en Liebknecht. De eerste scheurtjes waren al in 1988 zichtbaar toen een aantal demonstranten spandoeken ontrolde die de partij niet zinden. De demonstranten werden onmiddellijk door de Stasi gearresteerd.
Rode anjers
Van de drie rituelen waaruit de SED-herdenking bestond, is alleen de demonstratie overeind gebleven. Jaarlijks roepen verschillende links-radicale groepering op tot een demonstratie op de Karl-Marx-Allee die eindigt met het leggen van rode anjers bij het monument. Die Linke, de partij die afstamt van de SED, is één van de organisatoren maar de partijtop gaat de massa niet meer voor naar de graven.
In de eerste jaren na het einde van de DDR was de herdenking vooral een plek waar oude kameraden elkaar vonden in een nostalgische beleving van de DDR. Voor verstokte socialisten voelde het alsof de herdenking weer terug was waar het hoorde: bij de arbeidersbeweging. Na verloop van tijd werd de demonstratie steeds meer een dag waarop links-radicaal Berlijn haar stem liet horen. Met onderwerpen als het lijden van het Palestijnse of Irakese volk, pacifistische politiek, burgerrechten en protesten tegen neo-nazi’s werd de herdenking succesvol geclaimd door verschillende linkse groeperingen.
Sinds de val van de Muur is er bij het monument, weliswaar na veel discussie, ook gelegenheid om de slachtoffers van het Stalinisme te herdenken. Tegenover de ringmuur bevindt zich een piepkleine gedenksteen met de woorden “Den Opfer des Stalinismus”. De Gedenkstätte der Sozialisten staat op deze manier niet alleen symbool voor het trauma van de verdeelde Duitse arbeidersbeweging maar ook voor het trauma van het uiteenspatten van de droom van een democratisch socialisme.
Lees meer over 'Berlijn':
Een andere 9 november
9 november stond dit jaar in het teken van het geweld tegen Joden in 1938. De val van de Muur verdween naar de achtergrond, merkte columnist Merlijn Schoonenboom.
Een zeer Duits syndroom
Columnist Merlijn Schoonenboom verdiept zich in het fenomeen van een verzonnen joodse identiteit.
De nieuwe Berlijnse tweedeling
De verkiezingsuitslag in Berlijn legde een nieuwe deling bloot in de hoofdstad, ziet columnist Merlijn Schoonenboom.
Architect wil Teufelsberg nieuw leven inblazen
Een architect heeft plannen voor het oude afluisterstation bij Berlijn, dat vooral het terrein is van kunstenaars.
Reacties
Geen reacties aanwezig