Kunst en propaganda
Derde Rijk tot 1939
Al vrij snel na de machtsovername, in mei 1933, organiseerden studenten boekverbrandingen. Veel kunstenaars en intellectuelen vertrokken naar het buitenland, al dan niet gedwongen. Een enorme aderlating voor de Duitse cultuur.
Om de cultuur en wetenschap te zuiveren werden in Berlijn boeken verbrand.
In de meeste universiteitssteden organiseerden studenten boekenverbrandingen van 'on-Duitse' auteurs als Sigmund Freud, Heinrich Mann, Kurt Tucholsky en Karl Marx. Universiteiten werden 'gezuiverd' en kunstenaars moesten lid worden van de Reichskulturkammer, die was opgezet door de Propagandaminister Goebbels. Talrijke intellectuelen en kunstenaars, onder wie veel Joden, werden gedwongen om het land te verlaten of vertrokken zelf.
In 1937 kreeg de schilder Adolf Ziegler de opdracht om musea te ‘zuiveren’ van entartete Kunst, ontaarde ofwel on-Duitse kunst. Alle dadaïstische, expressionistische, surrealistische kunst en werken uit de nieuwe zakelijkheid werden in beslag genomen. In München werd een door Hitler zelf bezochte tentoonstelling van ontaarde kunst ingericht, die onbedoeld tot een van de best bezochte tentoonstellingen van moderne kunst behoort.
De nazi’s ondersteunden anderzijds kunstenaars die wel naar hun smaak werkten. De bekendsten waren de hiervoor genoemde Ziegler, die klassieke naakte vrouwenportretten schilderde en Arno Breker, die levensgrote beeldhouwwerken maakte in neoclassicistische stijl.
Ook de film werd actief ondersteund. Leni Riefenstahl kreeg van Goebbels de opdracht om moderne propagandafilms van de Neurenbergse partijcongressen en van de Olympische Spelen in 1936 in Berlijn te maken. Veit Harlan maakte in 1940 de antisemitische film ‘Jud Süß’. Maar het merendeel van de Duitse films bestond uit niemendalletjes, die druk werden bezocht om het oorlogsleed te kunnen vergeten.