Binationale opleidingen worstelen met bureaucratie
5 vragen over 'joint programmes' in Nederland en Noordrijn-Westfalen
Achtergrond - 11 september 2014
Nederland en Noordrijn-Westfalen willen intensiever samenwerken in het hoger onderwijs. Maar die samenwerking komt vaak moeizaam tot stand. "Vooral de accreditatie van gezamenlijke opleidingen leidt tot een enorme bureaucratische rompslomp."
Als dit interview plaatsvindt, zijn Jennifer Steetskamp en Caroline Duits van de Duitslanddesk druk in de weer met de laatste voorbereidingen voor de onderwijsconferentie in Münster, waar ze maandag hun rapport presenteren. De afgelopen maanden hebben ze onderzocht wat de belangrijkste knelpunten zijn in de onderwijssamenwerking tussen Nederland en Noordrijn-Westfalen. Daarvoor bestudeerden ze wetgeving in beide landen en spraken ze met coördinatoren van gezamenlijke onderwijsprogramma's.
Minister Bussemaker van Onderwijs wil joint programmes, gezamenlijke opleidingen met onderwijsinstellingen in andere landen, stimuleren. Waarom zijn joint programmes zo belangrijk?
Jennifer Steetskamp, hoofd van de Duitslanddesk: “Ze leveren veel meer op dan ‘gewone’ uitwisselingen. Bij joint programmes is de samenwerking tussen beide landen echt in de opleiding geïntegreerd. Of het nou gaat om technische opleidingen, economie of geesteswetenschappen: je krijgt veel directere kennis van het andere land.
Neem bijvoorbeeld de master Watermanagement van de universiteiten van Nijmegen en Duisburg-Essen. Die master is ontstaan na de bijna-overstromingen in de jaren negentig. Toen realiseerden Nederlandse waterbeheerders zich dat er nauwelijks contacten met Duitsland waren, terwijl het meeste rivierwater daar toch vandaan komt. De master richt zich op de Rijn. Beide universiteiten hebben elk hun eigen expertise: in Duisburg-Essen leren studenten over de civiel-technische kant van watermanagement, in Nijmegen gaat het over de sociale aspecten.
Andere voordelen van joint programmes zijn de internationale contacten die studenten opdoen en de onderzoekssamenwerking die vaak voortvloeit uit onderwijssamenwerking.”
Uit het rapport blijkt dat de samenwerking tussen Nederland en Noordrijn-Westfalen vaak moeizaam tot stand komt. Waar ligt dat aan?
Steetskamp: “Het grootste probleem is de accreditatie van de opleidingen. Dat speelt vooral bij opleidingen met een joint degree: één gemeenschappelijk diploma van de deelnemende universiteiten. Die opleidingen moeten dan in alle betrokken landen worden geaccrediteerd. Veel Europese landen, zoals Nederland, zijn aangesloten bij MULTRA, een Europese accrediteringsinstantie. Maar dat geldt niet voor alle Duitse accrediteringsorganisaties. Dat maakt joint degrees tussen Nederland en Duitsland dus lastig. Daarbij komt dat de Duitse deelstaten elk hun eigen accrediteringseisen hebben.
Als opleidingen een double degree aanbieden, speelt dat probleem minder. Dan verzorgt elke opleiding zijn eigen deel en krijgt de student twee diploma’s. Het Nederlandse deel wordt dan in Nederland geaccrediteerd en het Duitse deel in Duitsland. Dan moeten de universiteiten elkaars opleiding nog wel erkennen, maar dat levert veel minder bureaucratische rompslomp op.”
Waarom richten Nederland en Noordrijn-Westfalen zich dan niet op opleidingen met een double degree in plaats van een joint degree?
Steetskamp: “Het idee is dat joint degree-opleidingen een meerwaarde hebben ten opzichte van double degrees. De deelnemende universiteiten of hogescholen zijn samen verantwoordelijk voor de opleiding in zijn geheel. Het levert echte Europeanen op, met een Europees diploma, is de gedachte van de EU erachter. Dat spreekt ook Nederland aan.”
Caroline Duits, auteur van het onderzoeksrapport: “Wat de meerwaarde van joint degrees ten opzichte van double degrees is, zou onderzocht moeten worden. Ik heb met verschillende coördinatoren van joint programmes in Nederland gesproken. De voordelen van joint degrees die zij noemen, gelden ook voor double degrees. Bijvoorbeeld dat je een groter onderzoeksgebied hebt en meer internationale contacten. Als het ministerie speciaal joint degrees wil stimuleren, is het goed aan de betrokken instellingen te kunnen uitleggen wat daar het voordeel van is.”
Wat zijn andere struikelblokken in de samenwerking tussen Nederland en Noordrijn-Westfalen?
Steetskamp: “Het collegegeld bijvoorbeeld. Nederland is wettelijk verplicht collegegeld te vragen, ook van buitenlandse studenten. In Duitsland wordt vanaf komend studiejaar in geen enkele deelstaat meer collegegeld geheven. In de praktijk verrekenen de instellingen dit soort kosten onderling, maar eigenlijk mag dat niet zomaar. Daar moeten dan allemaal ingewikkelde constructies voor worden verzonnen.
Ook in de becijfering zijn er verschillen. In Nederland geven docenten gemiddeld lagere cijfers dan in Duitsland. Dat heeft er waarschijnlijk mee te maken dat in Duitsland cijfers belangrijker zijn. Veel studies hebben beperkte toegang, je moet dan hoge cijfers hebben om te worden toegelaten. Verder lijkt de studielast in Duitsland zwaarder. Voor één EC, een Europese norm voor studiepunten, staat in Nederland 28 uur, in Duitsland meestal 30 uur, al verschilt dat per universiteit.
Al dit soort dingen, daar lopen coördinatoren van joint programmes tegenaan. Ze lossen dat meestal vrij pragmatisch op. Maar het kost wel allemaal extra tijd en levert vooral heel veel administratie op. Het scheelt als je niet steeds het wiel opnieuw moet uitvinden. Daarom adviseren we ook een checklist, of een handleiding op te stellen. We hopen dat de conferentie maandag daar een aanzet toe is.”
Spelen cultuurverschillen ook nog een rol bij Nederlands-Duitse universitaire samenwerking?
Steetskamp: “Ja, haha! Je moet bijvoorbeeld met Duitse studenten geen colleges plannen op 24 december. In Nederland is dat normaal, maar in Duitsland is Heiligabend een vrije dag. Dan is iedereen al naar huis om kerst te vieren.
Van Nederlandse studenten die in Duitsland geweest zijn, hoor ik dat deadlines er veel strenger zijn. En dat de Nederlandse directheid niet altijd wordt gewaardeerd. In Duitsland is de afstand tussen docenten en studenten vaak groter. Je moet docenten daar anders benaderen. Nederlanders zijn meer een discussiecultuur gewend. Maar als je in Duitsland kritiek levert op een docent, word je vreemd aangekeken. Het zou goed zijn om voor het begin van een joint programme een interculturele week te organiseren om studenten te wijzen op die cultuurverschillen.
Verder is Duitsland veel minder digitaal. Er zijn nauwelijks mogelijkheden voor digitale inschrijving en er is ook geen centraal inschrijvingspunt zoals in Nederland. Meestal wordt dat voor studenten van joint programmes wel opgelost, maar voor de universiteiten en hogescholen levert het veel extra administratie op. Of studies hebben in Duitsland andere namen. Nederland-Duitsland-Studies valt in Nijmegen onder de vakgroep Europese Studies. Dus schreven studenten zich in Münster ook in bij Europese Studies. Maar daar valt hun studie onder een andere vakgroep. Krijgen ze opeens geen studiefinanciering meer.”
Duits: “Wat ik ook wel een opvallend verschil vond: in Nederland krijgen universiteiten en hogescholen geld voor studenten die ze met diploma afleveren. Zo’n prestatiemodel hebben ze in Noordrijn-Westfalen niet. Maar daar krijgen universiteiten een bonus als ze meer vrouwen in dienst nemen. En bij technische vakken krijgen ze ook meer geld als ze meer vrouwelijke afgestudeerden en promovendi afleveren.”
Lees meer:
Nieuwe generatie Nederlandse auteurs klaar voor Duitsland
Nederland & Vlaanderen zijn deze maand gastland op de Leipziger Buchmesse. Een uitgelezen kans voor auteurs zich te presenteren in Duitsland.
Koning in Duisburg: ‘Kunnen niet zonder elkaar’
Koning Willem-Alexander bezocht Noordrijn-Westfalen om de waterstof-samenwerking aan te zwengelen.
Duitsland als vluchtheuvel
Wat als Nederlanders op de vlucht voor het water massaal aankloppen in Duitsland? Cabaretier Patrick Nederkoorn maakte er een (Duitse) voorstelling over.
Duits-Nederlandse top in Rotterdam
De Duitse kanselier Scholz en enkele van zijn ministers halen vandaag in Rotterdam de banden aan met de Nederlandse regering.
Reacties
Geen reacties aanwezig