De Duitse lessen
Wat Nederland kan leren van de Duitse omgang met de RAF

Achtergrond - 1 februari 2005

Bij de bestrijding van de RAF-terreur in de jaren zeventig koos West-Duitsland voor een harde aanpak, niet alleen gericht op terroristen maar op iedereen die links-radicaal was. Met als gevolg dat de linkse rijen zich sloten. Nederland kan iets leren van de Duitse ervaringen.

De eerste twee jaar na de oprichting in 1970 hield de RAF zich uitsluitend bezig met de organisatie van de gewapende strijd. De enige politieke actievorm was de verspreiding van propagandistische brochures. Toch vatten de West-Duitse politie, de politiek en de publieke opinie de RAF vrijwel meteen op als een ernstige politieke bedreiging. Toen bovendien bij schietpartijen de eerste doden vielen, kwam de Bondsrepubliek in de greep van een massahysterie. Luid klonk de roep om harde maatregelen. Niet alleen tegen de stadsguerrillero’s zelf, maar tegen het hele radicaal-linkse milieu. Politiek en media namen deze 'sympathisanten' op de korrel.

Contacten

Binnen enkele weken na het eerste bommenoffensief van de RAF in mei 1972 werden de belangrijkste leden opgepakt. Het mikpunt van radicaal-linkse kritiek werden de omstandigheden waaronder de RAF-leden gevangen werden gehouden. In diverse West-Duitse steden ontstonden comité’s voor solidariteit met de RAF. De RAF-advocaten hadden daarin grote invloed. Hongerstakingen van de verdachten zelf wakkerden de solidariteit onder radicaal-links verder aan. Vanuit de gevangenis onderhielden de verdachten via hun advocaten direct contact met die comité’s. Na enige tijd ontstond daaruit een nieuwe ‘generatie’ terroristen. Vanaf 1975 begonnen zij aanslagen en gijzelingen te plegen om de RAF-gevangenen te bevrijden.

De overheid probeerde die contacten tussen de gevangenen en deze supporters natuurlijk te verhinderen. Daarbij ging ze soms erg ver. Met speciale regelingen werden de rechten van de verdediging ernstig ingeperkt. Een deel van die maatregelen was goed te begrijpen: sommige advocaten sluisden zelfs pistolen de gevangenis binnen. Moeilijker te begrijpen is dat verdachten van de RAF vaak zeer lang in eenzame opsluiting zaten. Zij waren dan niet alleen afgesloten van de buitenwereld, maar ook van elkaar. Hoewel het beleid in zijn algemeenheid meestal niet bijzonder grof was, kwam het door dit soort vaak opzettelijke uitwassen wel zeer hardvochtig over. De indruk ontstond dat de RAF-gevangenen uitzonderlijk streng en niet conform de rechtsstaat werden behandeld.

Vrijheid van meningsuiting

Om verdere terroristische daden te voorkomen ging de overheid bovendien over tot zeer vergaande maatregelen. West-Duitsers die werden verdacht van radicaal-linkse politieke overtuigingen werden nauwlettend in de gaten gehouden. De bevoegdheden van opsporingsdiensten werden verruimd. Voor het eerst kon bijvoorbeeld bij straatcontroles ook van niet-verdachten de identiteit worden vastgesteld. Voorts werd een aantal handelingen strafbaar gesteld in de sfeer van voorbereiding van terroristische daden. Zo werden ook tamelijk onschuldige uitlatingen geïnterpreteerd als goedkeuring van terrorisme of oproep tot terroristische daden. Soms werd zelfs een graffitiprotest tegen de behandeling van gevangen RAF-leden al vervolgd als was het ondersteuning van terrorisme.

Ook dit pakte averechts uit. Toen Michael 'Bommi' Baumann, een voortvluchtige stadsguerrillero van een andere groep dan de RAF, zijn herinneringen publiceerde werd het boek ('Wie alles anfing') verboden. De oplage werd uit een linkse drukkerij gehaald en vernietigd en de uitgevers werden vervolgd. Dit alles terwijl Baumann juist de weg naar geweld als een doodlopende straat afschilderde.

Klammheimliche Freude

In feite ging justitie geheel voorbij aan het zelfreinigend vermogen van de radicaal-linkse stroming in de Duitse politiek. Sterker nog: het establishment in politiek, bestuur en pers nam de debatten in radicaal-linkse kringen helemaal niet waar. Ze begreep deze subcultuur en de bijbehorende taal niet. Ze stoorde zich slechts aan de soms cynische underground-stijl en reageerde daarop emotioneel. Pijnlijk duidelijk werd dat in 1977 tegen de achtergrond van een nieuwe geweldscampagne van de RAF. Begin april 1977 werd de hoogste federale officier van justitie, Siegfried Buback, met zijn twee begeleiders vermoord. Een studentenblad in Göttingen publiceerde een in memoriam, geschreven door een anonieme auteur die zich naar een Indianenstam ‘Mescalero’ noemde. Deze begon zijn stuk met de mededeling op het bericht van de moord op Buback aanvankelijk met "klammheimliche Freude"  (heimelijke vreugde) te hebben gereageerd. Daar hield het stuk echter niet op. Aan het einde concludeerde Mescalero juist dat zijn stiekeme vreugde verkeerd was geweest. Moord en andere gangstermethoden passen niet bij links.

Je zou zeggen dat dit een hoopvol signaal was. Het leek een staaltje gezonde zelfkritiek. Bovendien sprak Mescalero in de juiste taal, de taal van de underground. Juist daardoor kon zijn kritiek op het geweld gehoor vinden binnen de radicaal-linkse beweging. De massamedia en de politiek dachten daar echter anders over. Zij struikelden over het begrip "klammheimliche Freude" en kwamen aan de conclusie niet eens toe. Er ontstond een hetzeachtige stemming tegen de anonieme auteur en tegen de redactie van het studentenblad. Een aantal linkse professoren besloot daarop hen in bescherming te nemen. Ze gaven de gewraakte tekst nogmaals uit. Maar nu werden de hoogleraren mikpunt van kritiek: in kranten werden zij weggezet als "Schreibtischtäter des Terrorismus" (iets als ‘bureauterroristen á la Eichmann’). Hun werkgevers bedreigden hen met ontslag en dwongen hen een verklaring van loyaliteit aan de staat te ondertekenen.

Uit het autoritaire optreden van het establishment in pers en politiek bleek een gebrek aan belangstelling voor de radicaal-linkse minderheid. Die was natuurlijk ook niet gemakkelijk te doorgronden. Maar de politici hadden in ieder geval moeten proberen de opinies en emoties in radicaal-linkse kringen in al hun diversiteit te begrijpen. Door hun nalatigheid hebben zij een kans gemist om de voedingsbodem voor terrorisme uit te drogen. In plaats daarvan hebben zij die, met de eenzijdige harde maatregelen, juist opnieuw ingezaaid en geïrrigeerd. Een grote meerderheid binnen radicaal-links verafschuwde het programma van destructie en dood dat de stadsguerrillero’s volvoerden. Maar velen vonden het moeilijk om een duidelijke grens te trekken tussen zichzelf en de linkse terroristen. Misschien juist wel, omdat het establishment dat op luide toon eiste. Met de terroristen deelde men ten slotte nog altijd een fundamentele afkeer van de bestaande politieke en maatschappelijke verhoudingen. En men koesterde nog de herinnering aan het gemeenschappelijke actieverleden in de protestbeweging van de jaren zestig. De vijandigheid van de overheid en de publieke opinie hielden die gevoelens van verbondenheid kunstmatig in stand.

Duitse lessen

In Nederland lopen we ook dat risico. Sommige spraakmakende politici en commentatoren neigen ernaar de verscheurdheid van veel moslims in Nederland te miskennen. Dat de meesten van hen het geweld afwijzen, is overduidelijk. Toch valt het velen zwaar alle bruggen af te breken naar de extremisten. Ze delen immers nog altijd hun geloof en herkomst met hen. Volgens mij moeten we dat ook niet eisen. Niemand kan binnen een democratie van een ander verlangen uitdrukkelijk te verklaren dat hij democraat is. Democratie berust nu eenmaal op de impliciete afspraak (ondersteund door expliciete bepalingen in het strafrecht) dat geweld en de dreiging daarmee geen onderdeel uitmaken van het proces van menings- en besluitvorming. In de nog jonge democratie van West-Duitsland in de jaren zeventig kostte het velen moeite die regel toe te passen. Van radicaal-links werd verlangd dat men het eigen discours losliet en alleen nog in de termen van het establishment over het terrorisme debatteerde. In wezen werd van radicaal-links geëist dat het zijn eigen identiteit opgaf. De druk van het terrorisme maakt die eis wel begrijpelijk, maar ze werkte averechts. Een deel van radicaal-links sloot in een solidariteitsreflex de rijen, met alle gevolgen van dien. Meer dan ooit werden de RAF-terroristen identificatiefiguren binnen de radicaal-linkse beweging.

Wie nu de moslims in Nederland als groep benaderd is even contraproductief bezig als destijds in Duitsland. Wie nu van hen eist dat zij beloven de normaalste spelregel van menselijk verkeer (‘Gij zult niet doden’) te respecteren, sorteert een averechts effect. Dat is bijna dertig jaar geleden in Duitsland al gebleken.

Jacco Pekelder is onderzoekscoördinator bij het Duitsland Instituut Amsterdam.

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger