‘Wantrouwen is nu het uitgangspunt’
Oud-minister van Binnenlandse Zaken Baum over RAF, rechtsstaat en kunst
Achtergrond - 1 februari 2005
Gerhart Baum heeft een lange staat van dienst als politicus voor de FDP. Van 1972 tot 1978 was hij staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, in de sociaal-liberale coalities van de bondskanseliers Willy Brandt en Helmut Schmidt. Van juni 1978 tot september 1982 maakte hij als minister van Binnenlandse Zaken deel uit van Schmidts kabinet. In die functies stond hij in het middelpunt van de confrontatie tussen de Rote Armee Fraktion en de Bondsrepubliek. Bij het beleid dat hij daarbij voerde, heeft hij altijd geprobeerd de grondrechten van de burger als uitgangspunt te stellen. Daarmee ging hij recht in tegen de waan van de dag. Het kwam hem op veel kritiek te staan. In zijn huidige professie als advocaat spant hij zich nog altijd in om de burgers tegen de staat in bescherming te nemen. Als hij één lijn ziet tussen de RAF-tijd en de huidige, dan is het wel dat de politici en bestuurders in Duitsland er niets van hebben geleerd. Jacco Pekelder en Pim Huijnen zochten hem op in zijn woonplaats Keulen.
Meneer Baum, hoe dacht u als politicus destijds zelf over de RAF?
Om te beginnen moet u de RAF in perspectief zien. De RAF is een aspect van een tijd die voor mij persoonlijk, maar ook voor Duitsland als geheel erg belangrijk was. Vanaf midden jaren zestig kwam een proces op gang van maatschappelijke hervormingen, ik noem de APO (de Ausserparlementarische Opposition - noot van de auteurs), en van structuurveranderingen in de politieke partijen. Uiteindelijk leidden die tot de sociaal-liberale coalitie met haar neue Ostpolitik en binnenlandse hervormingen, zoals bijvoorbeeld de discussie over het nazi-verleden, de liberalisering van het strafrecht en de vrouwenemancipatie. Dat proces is wel eens de tweede Gründung van de Bondsrepubliek genoemd. Weliswaar ging het gepaard met veel utopistische dwalingen, maar toch is er sindsdien niet meer zo’n vruchtbare tijd geweest.
Tegenwoordig wordt alles wat slecht is geprojecteerd op de ‘68-ers’. Rond dat onrustige jaar, heet het dan, verdwenen de discipline en de goede opvoedingsmethoden en in plaats daarvan kwam een algemene hedonistische, libertijnse levenshouding op. Voor een deel mag dat waar zijn, maar er heerste ook een groot gevoel van bewustwording. Dat uitte zich in protesten tegen Notstandgesetzgebung, tegen de Vietnamoorlog en tegen het bezoek van een autoriraire leider als de Sjah van Perzië aan Duitsland.
Hoe valt de RAF hierin te plaatsen?
Stel je bij wijze van gedachte-experiment eens voor dat de RAF niet had bestaan. Het zou niets hebben veranderd aan het karakter van die tijd. De RAF was helemaal niet kenmerkend voor deze periode, veel meer was ze er een product van: zonder deze beslissende periode in het naoorlogse Duitsland had de RAF nooit bestaan, maar die tijd stond voor veel meer dan alleen terroristisch geweld.
Hoe is de RAF volgens u ontstaan?
Jongeren maakten in de jaren zestig voor het eerst massaal gebruik van het recht om te demonstreren. Daarmee gaven ze uitdrukking aan hun protest tegen de staat, die zich in hun ogen in een foute richting ontwikkelde. Zo voelden ze zich bewaakt door het Radikalenerlass [het zogenaamde extremistendecreet, dat diende te voorkomen dat staatsgevaarlijke personen in overheidsdienst konden komen. In de praktijk werden sollicitanten aan een strenge persoonscontrole onderworpen, noot van de auteurs]. Ze twijfelden eraan of de oudere generaties wel in staat waren hervormingen te bewerkstelligen en gingen daarom zelf de straat op. Ze richtten blokkades op voor bijvoorbeeld wapendepots van het leger. Op den duur werd daarbij geweld gebruikt, maar volgens de APO was dat uitgelokt door het geweld dat de staat tegen hen gebruikte. Het ging volgens haar dus om ‘tegengeweld’. Zelf heb ik als politicus ook altijd gevonden dat de staat een provocerende houding aannam, door bijvoorbeeld overdreven gewelddadig te reageren op bezettingsacties. In wezen criminaliseerde de staat het protest.
Is de staat daarmee op een principieel foute wijze omgegaan met de protesten en met de RAF?
Ik wil niet generaliseren, maar feit is dat de reactie van veel politici overdreven is geweest. De terroristische acties werden vanaf het begin door hen geïnstrumentaliseerd: uit politieke concurrentiedrang en soms ook om de staat te versterken werd het gevaar enorm opgeklopt. Dat leidde begin jaren zeventig tot overdreven wetgeving, zoals het Kontaktsperregesetz en sterke restricties in het strafrecht. De staat had, inspelend op de schok die het RAF-geweld onder de bevolking teweegbracht, als het ware de ‘oorlogsverklaring’ van de terroristen aangenomen. Hij had bijkans de noodtoestand uitgeroepen. De massapers heeft het fenomeen vervolgens tot enorme proporties opgeblazen. Ik wil het RAF-terrorisme niet bagatelliseren, maar er zijn uiteindelijk ‘slechts’ zo’n dertig doden gevallen. Als je het nuchter bekijkt was het een relatief begrensd fenomeen. De burgerbevolking is er nauwelijks bij betrokken geweest – met uitzondering van de kaping van het toeristenvliegtuig ‘Landshut’ in 1977.
Om terug te komen op uw eerste vraag: ik stond in mijn verschillende functies op het ministerie van Binnenlandse Zaken natuurlijk aan de kant van de staat. Ik heb politie en justitie ingezet om de RAF te lijf te gaan. We hébben de RAF uiteindelijk ook onder de knie gekregen. Maar toen ik minister werd – en daar zit een groot verschil met onze huidige situatie – werd van mij verwacht dat ik het staatsoptreden liberaliseerde. Ik heb toen het Radikalenerlass afgeschaft en het schaduwen van niet-verdachten verboden. Ook heb ik de Datenschutz, de bescherming van persoonsgegevens, vergroot, door de toegang voor de politie tot bepaalde data, zoals medische dossiers, te beperken. Dat is me destijds op enorme kritiek van de oppositie komen te staan, die dingen riep als ‘Datenschutz is Täterschutz’.
Die pleitte met andere woorden voor beperking van de grondrechten van burgers om terroristen beter te kunnen aanpakken?
Inderdaad. Sinds de eerste overdreven maatregelen tegen de terroristen is bij politici een ‘veiligheidspessimisme’ ontstaan, in plaats van een ‘grondwetoptimisme’ – het vertrouwen dat de grondwet voldoende ruimte laat om de problemen te lijf te gaan. Vanaf dat moment is de staat de burger gaan wantrouwen. Dat duurt tot de dag van vandaag voort. De politicus die de grondrechten en bewegingsvrijheid van de burger wil inperken, heeft vrij spel. Degene die daar tegenin wil gaan, moet zijn goede wil bewijzen. Eigenlijk hadden we onszelf de vraag moeten stellen, wat we van de omgang met de RAF zouden kunnen leren. Het antwoord was dan geweest: géén overdreven reacties meer, géén instrumentalisering van angst, géén polarisering van de samenleving.
Hebben we dan geen lessen uit het verleden getrokken?
Nee, we hebben niks geleerd. Sinds ’11 september’ en ’11 maart’ is in Duitsland en de andere NAVO-staten – de VS voorop – het wantrouwen tot uitgangspunt gemaakt. De nieuwe antiterrorismewetgeving heeft een lawine aan nieuwe opsporingsbevoegdheden tot gevolg gehad. Mensen worden als nooit tevoren gescreend, gevolgd, in de gaten gehouden. Het is nu nog veel erger dan destijds. Toen bestond er nog een zekere weerstand tegen dergelijke verregaande maatregelen. De situatie is in de Bondsrepubliek momenteel zo, dat een enorme meerderheid in de Bondsdag zeer snel bereid is grondrechten van de burger in te perken.
Heeft u daar voorbeelden van?
Niet lang geleden is in München een modeontwerper vermoord [Rudolph Mooshammer, noot van de auteurs]. De moordenaar hebben ze kunnen pakken dankzij DNA-sporen. Onmiddellijk komen er stemmen op om de DNA-databanken uit te breiden. Verder hebben we weer een folterdebat gehad. Of nog een voorbeeld: in het deelstaatparlement van Saksen hebben vertegenwoordigers van de extreem-rechtse NPD bepaalde dingen geroepen. Nu willen andere politici de immuniteit van uitspraken in het parlement opheffen. Ook wil diezelfde NPD op 8 mei het einde van de Tweede Wereldoorlog herdenken bij de Brandenburger Tor in Berlijn. Als reactie hebben Schily en Zypries [de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie, noot van de auteurs] een wetsvoorstel willen indienen dat tegen de grondwet indruist! Een beperking van de vrijheid van demonstratie! De SPD-fractie, de eigen achterban van de ministers, heeft het voorstel ingetrokken, want het gevaar was niet denkbeeldig dat een partij als de NPD naar het Bundesverfassungsgericht [het hoogste Duitse gerechtshof, dat wetten kan toetsen aan de grondwet, noot van de auteurs] zou stappen en dan van democratische partijen zou winnen!
U maakt zich er erg kwaad over…
Grondrechten als het recht op vrije meningsuiting inperken is te gek voor woorden. In een democratie moet zelfs de meest verschrikkelijke mening verkondigd mogen worden. In de jaren zeventig hebben we daarover gedebatteerd en kwamen we overeen dat de meningsvrijheid maar in één geval kan worden ingeperkt: wanneer het gaat om de Auschwitzlüge, de ontkenning van de holocaust. Dat is echter een concrete en duidelijk begrensde kwestie, waarbij niet het gevaar bestaat dat je op een glijdende schaal terechtkomt naar uitbreiding van die inperking. Tegenwoordig zijn we in Duitsland dagelijks bezig de grondrechten van de burgers te ondermijnen– en wel met zo’n hoge snelheid, dat je er ademloos naar staat te kijken. Misschien gaat er toch iets veranderen. Op 1 april wordt namelijk het bankgeheim opgeheven en nú zie je eindelijk dat de Duitse bevolking begint te morren, dat ze de bewakingsstaat die de laatste jaren is ontstaan, kritischer beginnen te bejegenen.
Kunnen we eigenlijk werkelijk iets doen tegen de macht van de staat?
Ik heb persoonlijk een jaar geleden, samen met twee anderen, de mogelijkheid voor justitie om grote afluisteracties in woningen door te voeren voor het Bundesverfassungsgericht ten val weten te brengen. Dat was een opzienbarende uitspraak van het gerechtshof, waarmee de grenzen van wat de veiligheidsdiensten wel en niet mogen, fundamenteel werden vastgelegd. Momenteel laten we voor hetzelfde gerechtshof de Luftsicherheitsgesetz [zie rechterbalk] aan de grondwet toetsen.
Waarom nemen politici eigenlijk juist dit soort maatregelen?Willen ze vooral de bevolking tonen dat ze echt alles doen wat ze kunnen tegen mogelijke dreigingen?
Willen ze vooral de bevolking tonen dat ze echt alles doen wat ze kunnen tegen mogelijke dreigingen?
De politici maken de fout dat ze ons niet zeggen: we kunnen jullie maar in beperkte mate beschermen. We kunnen de risico’s wel verminderen, maar niet helemaal wegnemen. In plaats daarvan houden ze ons voor dat ze meest prachtige maatregelen nemen die ons tegen alle dreigingen zullen beschermen. In werkelijkheid hebben dergelijke wetten eigenlijk alleen symbolische betekenis. Het is je reinste populisme. Wat écht zou helpen, is een verbetering van de veiligheidsdiensten, bijvoorbeeld hun communicatie. Daaraan wordt echter nauwelijks gewerkt, omdat er geen geld voor is en omdat het niet spectaculair genoeg is. Politici maken zich met zulke maatregelen niet populair. Liever vertellen ze de burgers daarom: hier hebben we nieuwe voorschriften en die gaan jullie beschermen.
U heeft er tijdens uw actieve politieke loopbaan juist altijd voor gepleit het hoofd koel te houden en het contact met de ‘tegenpartij’ op te zoeken. In de tijd van de RAF-terreur waarschuwde u ervoor dat de communicatie in de samenleving niet moest worden verbroken. Vandaar dat u in 1979 bereid was in gesprek te treden met het oud-RAF-lid Horst Mahler. U betreurde onlangs ook het onbegrip van het establishment voor zoiets als de 'Buback-Nachruf', het radicaal-linkse in memoriam dat in 1977 verscheen na de moord op officier van justitie Siegfried Buback. Die publicatie zorgde destijds voor veel commotie, omdat zij slecht was gelezen en daardoor werd geïnterpreteerd als een goedkeuring van deze moord en van het RAF-terrorisme. Wat was toen uw mening en hoe kijkt u er nu tegenaan?
De meeste mensen hebben die Nachruf inderdaad nooit helemaal gelezen, maar verketterden de schrijver en de uitgevers wel. Het geval leidde tot een enorme ophef, wat er toe leidde dat de sympatie voor de RAF binnen radicaal-links niet afnam, maar juist groeide. Overigens zie ik ook daar parallellen, bijvoorbeeld met de ophef die in 2003 ontstond toen de plannen voor de RAF-tentoonstelling in Berlijn bekend werden. In Duitsland zijn de media vandaag de dag volledig georiënteerd op schandalen. Misstanden worden opgeklopt, er wordt hectisch op gereageerd en dat in een steeds sneller tempo. Werkelijk belangrijke thema’s worden helemaal niet meer structureel behandeld. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit de visa-affaire rond Joschka Fischer. Die visa-praktijken zijn al twee jaar bekend, maar worden nu opeens actueel gemaakt.
Hoe bent u eigenlijk betrokken geraakt bij de RAF-tentoonstelling in Kunst-Werke?
Ik ben in 2003 in contact gekomen met organisator Klaus Biesenbach, nadat de discussie was opgelaaid rond het voornemen om een RAF-tentoonstelling te organiseren. Ik heb toen voorgesteld er een kunsttentoonstelling van te maken. Zelf kende ik maar een paar voorbeelden van kunstenaars die door de RAF waren geïnspireerd, maar ik wist dat er erg veel moesten zijn. Door die in samenhang tentoon te stellen kunnen de bezoekers gewezen worden op de verschillende pogingen van kunstenaars het fenomeen te duiden, op de pluraliteit van de discussie rond het erfgoed van de RAF. Bovendien, zo was mijn redenering, is kunst vrij. Daar kan tenminste niemand over zeuren. Dat de discussie nu toch weer in de oude richting is gegaan, komt doordat de kunstwerken in de commentaren over de tentoonstelling als politieke interpretaties van de RAF worden beschouwd. Dat zijn ze niet, het zijn kunstwerken en kunstwerken zijn overdrijvingen. Kúnst is een overdrijving. Helaas hebben mensen over deze tentoonstelling geschreven, die nog nooit van hun leven over kunst hebben geschreven.
Wat vindt u van het uiteindelijke restultaat van de tentoonstelling?
Nuttig, belangrijk, interessant. Wellicht hadden de curatoren wat meer verbanden kunnen leggen. Ik geloof ook dat het didactisch beter had gekund, met meer uitleg bij de kunstwerken. Maar het is goed dat we de tentoonstelling kunnen gebruiken om de discussie over de rechtsstaat te kunnen aanzwengelen. Dat mensen zien dat de reacties op het huidige terrorisme in feite nog veel erger zijn dan die van destijds op de Rote Armee Fraktion.
Jacco Pekelder is onderzoekscoördinator bij het Duitsland Instituut Amsterdam. Pim Huijnen is redacteur bij het Duitslandweb.
Reacties
Geen reacties aanwezig