Duitse onderzoeksinstituten volop actief in Nederland
Achtergrond - 14 februari 2017 - Auteur: Wiebke PittlikDe Duitse Max-Planck-Gesellschaft voor wetenschappelijk onderzoek stelt jaarlijks honderd stageplaatsen beschikbaar voor studenten van de Nijmeegse Radboud Universiteit; de Fraunhofer-Gesellschaft heeft in januari een Project Center aan de Universiteit Twente geopend: op de eerste Dutch-German Science and Innovation Days in Nijmegen passeerden veelbelovende voorbeelden van Duits-Nederlandse samenwerking de revue.
Het Nederlandse ministerie van OCW en het Duitse ministerie van Onderwijs en Onderzoek hebben samen het initiatief genomen voor de conferentie, afgelopen donderdag en vrijdag aan de Radboud Universiteit Nijmegen. De ministeries hebben al een aantal bezoeken over en weer afgelegd om van elkaars innovatiestrategie te leren en vooral wegen te zoeken om Duitse en Nederlandse wetenschappers van elkaars kennis te laten profiteren. Deze conferentie moet voor mensen uit de wetenschappelijke wereld een gelegenheid zijn om contacten aan te knopen en zich te informeren over het beleid aan de andere kant van de grens.
De Duitse minister Johanna Wanka deelde een aantal complimenten uit aan Nederland. “Wat in Nederland beter werkt dan in Duitsland is de dialoog met de samenleving over wetenschap.” Wat ze daarmee bedoelde werd later duidelijk in een van de workshops: in Duitsland is de industrie belangrijker als aanjager van wetenschappelijk onderzoek, in Nederland de universiteiten en de overheid. Het publiek betrekken vanuit de industrie is veel moeilijker.
Digitalisering in de zorg
Duitsland heeft volgens Wanka ook kansen gemist in de digitalisering, mede door de sterke nadruk op privacy en databescherming. Nederland is daar verder in, en die digitalisering is een belangrijke aanjager van innovatie. In de zorg bijvoorbeeld, vertelde Wanka, is Nederland veel verder en heeft mogelijkheden voor digitalisering ontdekt die “wij nog niet hebben”.
In 2013 publiceerde de AWTI een studie naar het Duitse innovatie en onderzoeksbeleid. Als sterke punten van het Duitse wetenschapslandschap kwamen toen naar voren dat het beleid zich richt op de lange termijn en dat de wetenschap goed samenwerkt met de industrie. In Duitsland is het bijvoorbeeld ook heel normaal dat een promovendus zijn onderzoek bij een bedrijf uitvoert. De Nederlandse overheid zou dat ook graag in Nederland zien en stimuleert projecten voor Industrial Doctorates.
Allianties smeden
Minister Jet Bussemaker stelde in Nijmegen de Nationale Wetenschapsagenda voor, een poging om te zorgen dat de wetenschap bijdraagt aan het oplossen van grote maatschappelijke vraagstukken. De vraagstukken zijn gedefinieerd op basis van vragen die iedereen kon indienen via een speciale website en het is de bedoeling dat maatschappelijke organisaties, bedrijven en wetenschappelijke instellingen samen op zoek gaan naar oplossingen. De wetenschap moet allianties smeden. “En dat gaat het makkelijkst met de mensen om je heen”, stelde Bussemaker. “De Nederlands-Duitse samenwerking wordt daarom nog belangrijker.”
Aan de Duitse wetenschappelijke instituten zal het niet liggen, die gaan alliantie na alliantie aan in Nederland. De prestigieuze Max-Planck-Gesellschaft heeft al meer dan dertig jaar een instituut in Nijmegen. Begin maart opent de Gesellschaft samen met de Universiteit Twente een onderzoekscentrum in Enschede.
Verschillende instituten van de Fraunhofer Gesellschaft, die meer op toegepast onderzoek is gericht, hebben ook samenwerkingsprojecten met Nederlandse universiteiten. Het instituut in Bremen bijvoorbeeld werkt samen met de Radboud universiteit om de beoordeling van medische foto’s gedeeltelijk te digitaliseren. Het instituut voor productietechnologie in Aken is betrokken bij het eveneens nieuwe Fraunhofer Project Center aan de Universiteit Twente. Behalve met de Duitse onderzoeksinstituten werken Nederlandse universiteiten ook al volop samen met Duitse universiteiten.
Verschillen in beleid
In een van de workshops werd dieper ingegaan op de verschillen in beleid voor onderzoek en ontwikkeling. De Nederlandse overheid heeft de laatste jaren de directe investeringen in toegepast onderzoek teruggebracht, maar heeft de belastingvoordelen voor investeringen verhoogd. Door de TKI-toeslag, een bonus die alleen beschikbaar is voor clusters van bedrijven en instellingen, een zogenoemd Topconsortium voor Kennis en Innovatie (TKI), stimuleert de overheid publiek-private samenwerking. Een mooi instrument, vindt een vertegenwoordiger van het Duitse ministerie voor Onderwijs en Onderzoek, maar zoiets is in Duitsland niet mogelijk. De publieke instellingen worden grotendeels door de deelstaten gefinancierd en niet door het bondsministerie. Het ministerie verdeelt wel geld via de onderzoeksinstituten van bijvoorbeeld Max Planck, Fraunhofer en Leibniz. Daarbij heeft Duitsland het voordeel dat de investeringen vanuit de industrie in onderzoek van oudsher al hoog zijn.
Lees meer over 'Nederlands-Duitse samenwerking':
Nieuwe generatie Nederlandse auteurs klaar voor Duitsland
Nederland & Vlaanderen zijn deze maand gastland op de Leipziger Buchmesse. Een uitgelezen kans voor auteurs zich te presenteren in Duitsland.
Koning in Duisburg: ‘Kunnen niet zonder elkaar’
Koning Willem-Alexander bezocht Noordrijn-Westfalen om de waterstof-samenwerking aan te zwengelen.
Duitsland als vluchtheuvel
Wat als Nederlanders op de vlucht voor het water massaal aankloppen in Duitsland? Cabaretier Patrick Nederkoorn maakte er een (Duitse) voorstelling over.
Duits-Nederlandse top in Rotterdam
De Duitse kanselier Scholz en enkele van zijn ministers halen vandaag in Rotterdam de banden aan met de Nederlandse regering.
Reacties
Geen reacties aanwezig