Het zou niemand slechter gaan
De structurele economische crisis in Oost-Duitsland

Achtergrond - 1 oktober 2004

Voor veel Oost-Duitsers was waarschijnlijk de belangrijkste dag in 1990 niet de derde oktober, toen de DDR opging in de Bondsrepubliek, maar 1 juli. Op die dag werd de D-Mark ingevoerd, en kon de eigen DDR-Mark voor een gunstige koers worden ingewisseld. Door de open grenzen was inmiddels een bijna ongelimiteerd assortiment van producten beschikbaar gekomen. Een ongekende consumptiegolf brak los.

Onafzienbare rijen vrachtauto’s brachten talloze goederen vanuit West-Duitsland naar de Oost-Duitse winkels. Als eerste werd natuurlijk een degelijke Westwagen aangeschaft. Het zou niemand slechter gaan, had Bondskanselier Kohl nog verteld. Binnen de kortste keren zou Oost-Duitsland overspoeld worden door nieuwe investeerders, die met financiële ondersteuning van de staat nieuwe arbeidsplaatsen zouden creëren. De staatssteun zou slechts enkele jaren hoeven duren, want dan zou vanzelf de economische groei in het Oosten op gang komen. Die ondernemers zouden kunnen profiteren van andere inspanningen van de overheid: het sterk verbeteren van de vervoerswegen, de aanleg van de modernste infrastructuur, en het saneren van de steden op een ongekende schaal.

Oost-Duitsland is onherkenbaar veranderd. Qua uiterlijk verschilt het gebied nauwelijks nog van het Westen. Alleen een geoefend oog herkent nog elementen uit de DDR-tijd. Nadat eerst grote inkoopcentra buiten de steden waren gebouwd, werden later ook in de binnensteden grote moderne winkelcentra geopend. En er wordt gekocht. Is dit een land in crisis? Het antwoord daarop: ja. De werkloosheid blijft onveranderd hoog: met zo’n 20 procent tweemaal zo hoog als in West-Duitsland. Bovendien worden veel werklozen buiten de officiële statistieken gehouden. In sommige gebieden is de feitelijke werkloosheid 35 procent. Werkloosheid is op straat niet zo merkbaar, maar zit verstopt achter de gordijnen.

Waarom is er zo weinig werk? Dat heeft te maken met foute economische beslissingen in 1989 en 1990. Omdat in die jaren veel Oost-Duitsers naar West-Duitsland trokken, zijn allerlei besluiten genomen om deze migratiestroom in te dammen, zoals een snelle loonstijging in Oost-Duitsland, en een zeer gunstige wisselkoers van de DDR-Mark naar de D-Mark. Daarnaast koos de regering voor een snelle privatisering van de staatsbedrijven. Onder deze omstandigheden konden veel bedrijven niet overleven, en was het bovendien lastig om nieuwe bedrijven op te richten. Het West-Duitse en internationale bedrijfsleven heeft maar weinig geïnvesteerd in Oost-Duitsland (in verhouding tot bijvoorbeeld Polen en Tsjechië), vanwege de hoge kosten en de lage productiviteit. Alleen met forse subsidies was men tot investeringen bereid. Dit heeft nieuw werk opgeleverd, en dat was voor veel Oost-Duitsers een goede ontwikkeling. Er zijn ook veel banen ontstaan in de dienstensector, die in de DDR slechts een bescheiden rol speelde.

Schrale troost

Maar het totaal aantal nieuwe banen is veel te laag om iedereen aan werk te helpen. Daarom heeft het vertrek van jonge, initiatiefrijke Oost-Duitsers aangehouden. Er leven nog maar 15,1 miljoen mensen in het Oosten, tegen 16,6 miljoen in 1989. Een groot deel van hen heeft werk, een prettig huis en genoeg geld om allerlei leuke dingen te kopen. De problemen zijn vooral te vinden bij de werklozen – en dat zijn er dus veel – die weinig perspectief op verbetering zien. Het is een schrale troost dat het levenspeil op een redelijk hoog niveau kan worden gehouden, vergeleken met bijvoorbeeld Polen en Tsjechië. Maar dat kost de Duitse staat wel veel geld. Vaak wordt genoemd dat sinds 1989 vanuit West-Duitsland 1250 miljard euro naar het Oosten is gevloeid. Dat is niet helemaal waar. Van dit bedrag moeten de belastinginkomsten uit Oost-Duitsland worden afgetrokken, zodat een netto-bedrag van 950 miljard euro overblijft. Daarvan is ongeveer 250 miljard euro uitgegeven aan echte investeringen, zoals bouw, infrastructuur, subsidies aan bedrijven. De rest, 82 procent van het netto-bedrag, is in feite opgegaan aan consumptie: het ondersteunen van lonen en uitkeringen. Zolang er niet meer werk komt, en men wil vasthouden aan dit relatief hoge leefniveau van circa 80 procent van het West-Duitse niveau, zal deze geldtransfer moeten doorgaan. Sommige wereldvreemde economen zien wel een oplossing van het probleem: een drastische loonsverlaging in het Oosten. Economisch te begrijpen, maar politiek en maatschappelijk ondenkbaar.

De Duitse overheid is sinds de omwenteling sterk gericht geweest op het aantrekken van nieuwe, grote bedrijven. Zo hebben enkele grote automerken en een paar grote elektronicaconcerns zich met miljoenensteun gevestigd in de nieuwe deelstaten. Omgerekend per nieuwe arbeidsplaats gaat het om hoge bedragen. Het zou beter zijn geweest om de aandacht meer te richten op de ontwikkeling van kleine en middelgrote bedrijven. Veel West-Duitsers dachten ten onrechte dat Oost-Duitsers slecht waren opgeleid, niet creatief waren en niet in staat zouden zijn om zelf een bedrijf op te zetten. Oost-Duitsers met een goed idee konden maar heel moeilijk een lening afsluiten of een kleine subsidie regelen. Helaas zijn deze mensen inmiddels vertrokken naar West-Duitsland.

De achterblijvers krijgen inmiddels te maken met (nationale) maatregelen om de Duitse economie te saneren. De zogenaamde ‘Hartz’-wetten beperken de uitkering in hoogte en duur. Doel is de uitgaven van de Duitse staat te verminderen, en de werklozen te stimuleren eerder een baan aan te nemen. Maar waar zijn die banen in het Oosten?

In de Duitse grondwet staat dat er gelijke welvaart tussen de regio’s moet zijn. Dat is nauwelijks te realiseren. Daarom heeft de nieuwe Bondspresident Horst Köhler gezegd dat Duitsland deze belofte niet kan waarmaken, en heeft hij werkzoekenden in het Oosten opgeroepen tot meer flexibiliteit en een grotere bereidheid om ter wille van een baan te verhuizen. Dat is niet goed gevallen bij de miljoenen achterblijvers. Zoals één van hen zei: “Weten jullie wat dat betekent? Wij zijn weer DDR: De Domme Rest”.

Leo Paul is sociaal-geograaf aan de Universiteit Utrecht

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger