Overzicht

Achtergrond - 1 november 2002

Verdrag van Parijs (1951)

In Parijs wordt het Verdrag tot de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) ondertekend door België, de Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland. Het is de eerste officiële stap op weg naar georganiseerde Europese samenwerking. Door het Verdrag worden de kolen- en staalindustrieën van de deelnemende landen onder een overkoepelend gezag geplaatst. Door de opzet van de EGKS moeten de lidstaten een deel van hun soevereiniteit aan deze organisatie overdragen.

Verdragen van Rome (1957)

In Rome wordt door de zes landen, die reeds samenwerken in de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, de Europese Economische Gemeenschap (EEG) opgericht en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EGA of Euratom) ondertekend. De samenwerking van de Zes op economisch gebied wordt door 'Rome' uitgebreid en er wordt een gemeenschappelijke markt gecreëerd voor alle producten. De lidstaten spreken af om kernwapens op een vreedzame manier te gebruiken. De EEG en de EGA zijn supranationaal van opzet, ze staan boven de nationale staten, maar kennen ook intergouvernementele trekjes, waarbij overleg op regeringsniveau mogelijk is.

Fusieverdrag (1967)

Door het Fusieverdrag beschikken de drie Europese Gemeenschappen (EEG, EGKS en EGA) sinds 1967 over gemeenschappelijke instellingen: één Raad van ministers en één Commissie. Het Europees Parlement en Hof van Justitie zijn al gemeenschappelijke instellingen.

Verdrag van Schengen (1985)

Het Schengen-verdrag wordt door de Bondsrepubliek, België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk ondertekend in de Luxemburgse stad Schengen. In het Verdrag is overeengekomen dat controle aan de gemeenschappelijke grenzen vóór 1 januari 1990 wordt afgebouwd en er binnen de grenzen van de Benelux, de Bondsrepubliek Duitsland en Frankrijk vrij personenverkeer is voor de inwoners van de Schengen-landen.  

Europese Akte (1986)

De Europese Akte vormt de rechtsbasis voor enkele nieuwe beleidsinitiatieven (zoals op het gebied van milieu en technologie). De besluitvorming in de Raad vindt niet meer plaats op basis van unanimiteit, maar door een meerderheid van stemmen (meer dan 50 procent). Op deze manier moet het streven om de binnengrenzen van de Europese Gemeenschap op 1 januari 1993 op te heffen, een nieuwe impuls krijgen.

Verdrag van Maastricht (1992)

'Maastricht' is het Verdrag over de Europese Unie, dat vanaf 1993 officieel in werking treedt en de EG aflost als organisatie van de Europese integratie. Met het verdrag van Maastricht is de zogenaamde pijlerstructuur ontstaan waarbij de eerste pijler van de Unie wordt gevormd door de Europese Gemeenschap. De tweede pijler door het gemeenschappelijke buitenlandse en veiligheidsbeleid en de derde pijler door samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. In Maastricht wordt een tijdschema uitgestippeld, bestaande uit drie fasen, waardoor de Economische en Monetaire Unie (EMU) gestalte moest krijgen. Een gemeenschappelijke munt, een centrale bank en een financiële markt zonder binnengrenzen is de uiteindelijke doelstelling. Daarnaast worden de contouren geschetst van een gemeenschappelijk buitenlands beleid en van samenwerking op het gebied van defensie. Ook het streven naar justitiële en politiële samenwerking is in het Verdrag van Maastricht opgenomen. Ten slotte voorziet het Verdrag in de instelling van een Europees burgerschap. Aan de Europese Monetaire Unie wordt de Europese Politieke Unie gekoppeld die naast de herstructurering van de politieke organisatie van de Europese Unie, ook de politieke doeleinden van 'Europa' herdefinieert. De Europese Conventie, opgericht in 2002, kan worden gezien als een uitvloeisel van de afspraken die in Maastricht zijn gemaakt. 

Verdrag van Amsterdam (1997)

Op 2 oktober 1997 wordt in het Paleis op de Dam het Verdrag van Amsterdam ondertekend. Met dit Verdrag wordt de weg vrijgemaakt voor onderhandelingen met landen in Midden- en Oost-Europa, Malta en Cyprus over de uitbreiding van de EU. Het Europees Parlement krijgt met het Verdrag, dat op 1 januari 1999 in werking treedt, op aanzienlijk meer terreinen (mede)wetgevende bevoegdheden.

Verdrag van Nice (2000)

In december 2000 ontmoeten de regerings- en staatshoofden van de Europese Unie elkaar in de Zuid-Franse stad Nice. Op deze top worden afspraken gemaakt over de stemmenverdeling in de Europese Raad en het Europees Parlement. Duitsland, Frankrijk, Italië behouden elk evenveel stemmen in de Raad, namelijk 29 (was tien), de toekomstige lidstaat Polen en Spanje zullen 27 stemmen krijgen. Nederland heeft één stem meer dan België (dertien om twaalf). De stemmen in de Europese vertegenwoordigende lichamen worden gebaseerd op het inwonertal van de individuele lidstaten. Deze verdeling pakt gunstig uit voor de grotere lidstaten als de Bondsrepubliek, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Italië, en is nadeling voor kleiner EU-leden zoals Nederland. Besluiten van de Raad zijn in het vervolg alleen rechtsgeldig wanneer het bevolkingsaantal van de voor-stemmende landen tenminste 62 procent van de totale bevolking van de EU bedraagt. Duitsland kan zodoende samen met twee andere EU-staten besluiten tegenhouden.        

In de Europese Commissie, die zetelt in Brussel, zijn 20 afgevaardigden uit de landen van de EU opgenomen. Vanaf 2005 zullen de landen met de grootste bevolking (Frankrijk, Spanje, Italië, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk) vertegenwoordigd worden door twee commissarissen. Elke nieuwe lidstaat krijgt, ondanks het demografisch gewicht, maar één commissarispost. Op die manier wordt de invloed van grote kandidaat-lidstaten zoals Polen beperkt. Wanneer de Unie naar 27 landen is uitgebreid zal over een verkleining van de Europese Commissie worden gepraat.

Voor de handelingsbekwaamheid van de EU is het van belang dat met de mogelijke uitbreiding van 'Europa' aanpassing op het gebied van de besluitvorming worden doorgevoerd. In Nice wordt afgesproken dat in de toekomst steeds meer beslissingen op basis van meerderheid, en niet meer van eenstemmigheid worden genomen. Dit moet de samenwerking tussen (een deel van) de lidstaten vergemakkelijken.Toch blijft het vetorecht in een aantal gevallen gehandhaafd (bij belasting- en cultuurvraagstukken bijvoorbeeld).

In 2004 vindt, een door Duitsland gewenste, conferentie plaats over verdergaande hervormingen van de Europese Unie. Het zal bij deze gelegenheid gaan over de machtspositie van de individuele lidstaten ten opzichte van de Europese Unie, maar ook over de vereenvoudiging van de EU-verdragen en over de status van de nationale parlementen.     

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger