Angst voor de Kulturwüste

Achtergrond - 1 februari 2002

Berlijn is blut. Hoe blut, dat weet alleen de nieuwe senator van Financiën van de rode coalitie. In het gebruikelijke politieke proza roept hij zijn collega-senatoren op tot ongekende bezuinigingen. Vooral de afdeling Kultur, Wissenschaft und Bildung moet het ontgelden, ondanks de verkiezingsbeloften. De krantenbijlagen in de Kulturstadt schreeuwen moord en brand. Wordt Berlijn echt een culturele woestijn?

De job van Kultursenator in Berlijn is een ondankbare. Hoewel? Terugblikkend waren het meestal niet de geringsten, die deze post bekleedden. Volker Hassemer (CDU) in de jaren tachtig in West-Berlijn bijvoorbeeld, hij werd daarna van 1991 tot 1996 de invloedrijke Senator voor Stadsontwikkeling, of Christoph Stölzl, senator van Cultuur in 2000 en 2001, nu voorzitter van de Berlijnse CDU. Sinds de Wende heeft Berlijn echter zeven Senatoren voor Cultuur versleten. Geen Italiaanse toestanden weliswaar, maar toch. De enorme bezuinigingsdruk maakt de baan tot beulswerk, dat niemand meer wil opknappen.

Senator van Cultuur
Dat werd zeker duidelijk bij de coalitie-onderhandelingen tussen PDS en SPD. Twee senatorenposten bleven tot op het allerlaatste moment open: naast die van Financiën (logisch) ook die van Kultur, Wissenschaft und Bildung, bestemd voor een PDS-man. Gregor Gysi zelf viel af, omdat uitgerekend hij naar Economie ging. Zijn vriend en oud PDS-voorzitter Lothar Bisky sloeg het aanbod vriendelijk af. Welke gerenommeerde politicus wil ook zijn goede naam aan de Berlijnse cultuurcatastrofe verbinden? Uiteindelijk werd een beoogd staatssecretaris bereid gevonden, Thomas Flierl (44), een Oost-Berlijnse filosoof met veel politieke ervaring en een ietwat non-conformistische reputatie. Ex-SED en nu PDS. Flierl werd voor zijn benoeming in januari vooral met (fysieke) protesten tegen straatreclame op Unter den Linden in verband gebracht. Zijn eerste optreden als Kultursenator werd met argusogen gevolgd - wat kan hij, wat wil hij, waar gaat hij het eerst snijden? West-Berlijn siddert bij zijn aanblik: uitgerekend een Ossi moet de zogenaamd overtollige theaterhuizen in het Westen gaan abwickeln. Ironie der geschiedenis! Tot nu toe schittert Flierl echter alleen nog door afwezigheid. Vanuit zijn bureau komt slechts de mededeling, dat Herr Kultursenator boven zijn papieren zit en aan de begroting werkt. En aangezien hij op de omvang van die begroting geen directe invloed heeft - die krijgt hij van Financiën toegewezen - kan Flierl slechts kiezen, waar en niet hoeveel hij bezuinigt. Er zijn al journalisten, die medelijden met hem hebben. "Einer muss es machen", kopte de Berliner Zeitung gelaten, en "Zurück zur Kulturwüste", constateerde de linkse Tageszeitung.

Financiële gaten
Maar hoe erg is het dan? Gaat de Kulturstadt Berlijn echt ten onder? Wat ter discussie staat zijn de stedelijke subsidies voor het cultuurbedrijf. Dat treft zeker een groot deel, maar niet de gehele culturele sector. De talloze Berlijnse bioscopen bijvoorbeeld houden hun eigen broek op, daar heeft de senaat geen aandeel meer aan - met de bekende gevolgen overigens, de rijke filmpaleizen schieten als paddestoelen uit de grond, weg is het leuke morsige bioscoopje om de hoek. Berlijn heeft 170 Musea en 135 Podia of Bühnen, die weliswaar niet allemaal overheidssubsidie krijgen, en die ook lang niet allemaal onder groter publiek bekend zijn, maar die tezamen het veld vormen, waarin de komende jaren gemaaid gaat worden. Daar zijn zeer gerenommeerde theaterhuizen bij, reeds leeg, verkocht of verhuurd, of te arm voor verlichting en programmaboekjes. Ook dat ligt niet allemaal aan de financiële gaten bij de senaat, maar andersom is er in deze Kulturszene ook niet veel geld meer te halen. Tenzij er instellingen definitief gesloten of geprivatiseerd worden.

Doppelstruktur
Ineens wordt duidelijk wat er sinds de Wende in het culturele Berlijn is gebeurd, en wat er niet is gebeurd. Tot 1990 was Berlijn een zeer geprivilegieerde stad, ook wat kunst en cultuur betrof. Berlijn at van twee walletjes, lag aan een dubbel infuus: als Schaufenster des Westens voerde de financiële navelstreng naar de Bondsrepubliek en ook de DDR stak grote delen van haar schaarse deviezen in de illusionaire Ausstrahlungskraft van de dynamische sozialistische Metropole. Het gedeelde Berlijn werd zowel door Oost- als door West-Duitsland opgepompt. Na 1990 viel de grote culturele image-ondersteuning weg, ging al het geld voor de nieuwe hoofdstad naar de prestigeprojecten rond Rijksdag en Potsdamer Platz en zat de eengeworden stad bovendien opgescheept met een veel te dure culturele Doppelstruktur in personeel en instellingen. Maar omdat Berlijn als niet of nauwelijks industriële stad vooral van zijn image als historische Kulturstadt leeft, heeft niemand deze structurele problemen tot nu toe echt aan durven pakken. Alle zes voorgangers van Flierl zijn aangetreden om "eindelijk de nodige struktuurverandering" te beginnen en allemaal hebben ze hun tijd uitgezeten. Er werd geschraapt en geschoven, gediscussieerd en gerekend tot de laatste rek eruit was, en dat is de huidige stand van zaken.

Halfslachtige oplossingen
Niemand durft. Ook Burgemeester Klaus Wowereit (SPD) heeft zich inmiddels op het standpunt gesteld, dat Berlijn toch drie opera's kan dragen, alhoewel hun programma's reeds zo uitgedund zijn, dat ze gedrieën zoveel stukken brengen als twee. De lobby is ijzersterk, het thema bijna taboe. Elk jaar wordt echter gevreesd, dat de Baupolizei de Staatsoper Unter den Linden wegens bouwvalligheid afkeurt, waarna ongetwijfeld de financiële dood intreedt (renovatie 100.000.000 Euro). Van vier musicalhuizen worden er drie afgestoten: het Theater des Westen moet dicht, het bankroete Schillertheater wordt puur om het geld verhuurd aan een Weens ensemble, dat musicals van papier-maché met een cassettebandjes en een keyboard begeleidt. Over het lot van het Metropoltheater is Berlijn nog het meest tevreden: "eine glückliche Fügung" was het, dat toevallig Joop van de Ende langskwam, die "sein Theaterherz wiederentdeckt hat" en het Metropol opkocht om het op te knappen. Maar van de jongste tegenvallers in het lopende jaar werd bijvoorbeeld door de Deutsche Oper of de Volksbühne laconiek kennis genomen. Omdat alle reserves al lang opgebruikt waren, en de programma's voor dit jaar reeds ondertekend, betekent het intrekken van delen van de senaatssubsidies slechts het verhogen van het toch al behoorlijke deficit. Aan het eind van het jaar zwemt iedereen in de rode cijfers.

De bodem is bereikt
Dit soort discussies voert men al jaren, maar aan het eeuwige getouwtrek komt nu toch echt een einde, omdat er niets meer te onderhandelen valt. Wat zijn bestaan nog in stuiptrekkingen rekte, krijgt nu de genadeklap; in plaats van meer geld voor Cultuur, Wetenschap en Onderwijs, dat alle partijen in de campagne om het hardst beloofden, komt er minder. Zelfs het gelijke bedrag was te weinig geweest, omdat de tarieven en de personeelskosten zullen stijgen en de vakbonden zich al hebben ingegraven. Maar in het rood-rode regeringsakkoord wordt het cultuurbudget van de reeds minimale 400 nog verder naar 370 miljoen teruggeschroefd. Kultursenator Thomas Flierl, die deze sommen naar eigen zeggen naar de cultuurwereld gaat communiceren, zit sindsdien in zijn kantoor en hult zich in zwijgen. Hij rekent. De senator van Financiën ("Berlin hat ein Ausgabenproblem") zocht daarentegen in deze dagen de publiciteit op met de mededeling, dat deze maatregel hem zelfs niet ver genoeg gaat. Flierl moet in twee jaar meer dan 20 procent van zijn budget voor Kultur, Wissenschaft und Bildung inleveren. Dat gaat veel verder dan het sluiten van een opera of een academisch ziekenhuis. Dat komt in de buurt van de gevreesde Kulturwüste.

Op veel nationaal geld hoeft Berlijn niet meer te rekenen. Grote projecten als het Museumsinsel zijn al daar geparkeerd en de federale structuur van Duitsland maakt het sowieso niet vanzelfsprekend, dat der Bund voor het land Berlijn betaalt. Bij de onvoorstelbare schulden van de stad moet simpelweg overal bezuinigd worden, dus ook op cultuur. Logisch. Jammer genoeg is het voor de leek volstrekt onduidelijk, wat die paar miljoenen voor Cultuur per jaar uitmaken, als de stad door haar Bankenkrise en de rente over haar schuldenberg dagelijks een veelvoud daarvan kwijt is. Maar alle beetjes helpen. Langzaam dringt het inzicht door: Berlijn is straatarm. En wat Flierl naar buiten toe moet communiceren, is voor de eeuwige Kulturstadt Berlijn een bittere boodschap: "Wir haben zu viel Kultur in der Stadt."

Krijn Thijs is historicus en woont sinds 1998 in Berlijn.

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger