Hoofddoekjes op of af?
Verschillende wetgeving per deelstaat
Achtergrond - 1 juli 2004
De Duitse strijd om de hoofddoekjes is voorbij - althans voorlopig. Op 24 juni keurde het Bundesverwaltungsgericht in Leipzig, de hoogste Duitse arbeidsrechtelijke instantie, de eerste wet op deelstaatniveau goed, die leraressen het dragen van het islamitische hoofddoekje op openbare scholen verbiedt.
Met deze uitspraak wees het gerechtshof de eis van kandidaat-onderwijzeres Ferestha Ludin af. De uit Afghanistan afkomstige Duitse had in 1998 de zogenaamde hoofddoekjes-strijd veroorzaakt. In 2003 had ze nog voor een deel succes bij het Bundesverfassungsgericht, het hoogste federale gerechtshof in Duitsland. De rechters in Kalsruhe beslisten toen, dat het islamitische onderwijzeressen zonder passende wet niet verboden mocht worden een hoofddoekje te dragen. Intussen hebben zeven deelstaten het ontwerp van een dergelijke wet in gang gezet. Berlijn gaat daarin het verst: de senaat plant alle religieuze symbolen uit de openbare dienst te verbannen.
Scheiding kerk en staat
De strijd om het hoofddoekje brengt een dilemma binnen de Duitse staat aan de oppervlakte. Zoals in veel westerse democratieën geldt ook in Duitsland scheiding van kerk en staat. Niettemin kent de grondwet ook de vrijheid van het uitoefenen van religie. Aldus concurreren constant twee belangrijke waarden uit de grondwet met elkaar, die soms maar nauwelijks met elkaar te verenigen zijn.
De demissionaire bondspresident Johannes Rau heeft om die reden het door een aantal deelstaten nagestreefde verbod op hoofddoekjes sterk bekritiseerd. "Ik ben bang, dat een verbod op hoofddoekjes de eerste stap is naar een laïcistische staat, die religieuze tekens en symbolen uit het openbare leven verbant", aldus Rau. Duitsland is volgens hem geen "land dat vijandig ten opzichte van religie staat, maar ook geen land dat vrij van religie is", het beschermt daarentegen de vrijheid van religie van alle burgers.
Rau bekritiseert weliswaar de intolerantie van veel aanhangers van de islam en roept op tot een debat over hoe de islam zich verhoudt tot de democratische staat. Toch garandeert de grondwet zijns inziens vrijheid van religie niet alleen voor de christelijke kerkgemeenschappen, maar voor alle religieuze gemeenschappen "en zeer zeker ook voor de islam".
Ondanks deze duidelijke woorden van het staatshoofd houden vooral de door de christen-democraten bestuurde deelstaten vast aan een verbod op hoofddoekjes. Spoedig zullen in Duitsland daarom de hoofddoek-vrije gebieden gescheiden zijn van de gebieden waar de doek nog geduld wordt - mogelijk gemaakt door het federale systeem.
Deelstaten
Cultuur - dus ook religieuze uitdrukkingsvormen - is volgens de grondwet zaak van de deelstaten. Daarom besliste het Bundesverfassungsgericht dat er een wet op deelstaatniveau nodig was om het dragen van een hoofddoekje tijdens het lesgeven te kunnen verbieden. Sindsdien hebben de volksvertegenwoordigingen van Baden-Württemberg, Neder-Saksen en Saarland een dergelijke wet aangenomen. Beieren, Berlijn, Brandenburg en Hessen willen eveneens ruimte scheppen voor een dergelijk verbod. Hamburg, Mecklenburg-Vorpommern, Noordrijn-Westfalen, Rijnland-Palts, Saksen, Saksen-Anhalt, Sleeswijk-Holstein en Thüringen zien daarentegen geen reden om in actie te komen. Bremen heeft nog geen beslissing genomen.
Als eerste deelstaat na Baden-Württemberg trok Neder-Saksen de consequentie uit het gerechtelijke vonnis, door leraren op school te verbieden blijk te geven van politieke, religieuze of levensbeschouwelijke uitingen. Om het voor christelijke geestelijken en nonnen ook in de toekomst mogelijk te maken hun klederdracht te dragen, maakte de deelstaat van het overdragen van christelijke culturele waarden en tradities een onderwijstaak voor de scholen. Beieren wil op een zelfde manier reageren. Daar kregen de burgers onlangs te verwerken, dat een vroeger vonnis van het Verfassungsgericht de scholen in de deelstaat verplichtte de traditionele crucifixen uit de klaslokalen te verwijderen.
Noordrijn-Westfalen is wat dat betreft een tegenpool. In de qua inwoners grootste deelstaat leven ook de meeste moslims. Veel van hen zijn van Turkse afkomst. In sommige stadsdelen vormen ze zelfs de meerderheid van de bevolking. Diegenen, die de Duitse nationaliteit hebben aangenomen, tenderen er in hun stemgedrag toe voor de SPD te kiezen. Daarbij past ook de houding van de Noordrijn-Westfaalse minister van Justitie, Wolfgang Gerhards (SPD), die de school niet beschouwt als godsdienstvrije ruimte. "Iedereen, ook een leraar, mag zijn geloof uitdragen - alleen mag hij zijn leerlingen zijn confessie niet opdringen." Dus kunnen in zijn bondsstaat naast nonnen ook enkele islamitische leraressen met hoofddoek onderwijzen.
De minister-president van Hessen, Roland Koch (CDU), wil niet alleen leraressen, maar alle Hessische ambtenaren, verbieden een islamitische hoofddoek te dragen. De CDU in Hessen ziet in het hoofddoekje een politieke uiting en "een symbool van onderdrukking en onvrijheid", aldus de voorzitter van de CDU-fractie in de Hessische volksvertegenwoordiging, Franz Josef Jung. In het Hessische wetsontwerp heet het, dat ambtenaren geen symbolen of kledingstukken mogen dragen, die het vertrouwen in de neutraliteit van de uitoefening van hun ambt kan beïnvloeden. Niettemin moet daarbij "op adequate wijze rekening worden gehouden met de christelijk en humanistisch gevormde westelijke tradities van de bondsstaat Hessen". Naar oordeel van de Grünen een duidelijke schending van de grondwet.
Nog verder dan de Hessische deelstaatregering wil Berlijn nu gaan. Die wil alle religieuze symbolen uit het totale openbare leven verbannen - naast het hoofddoekje dus ook het kruis en het joodse keppeltje. Naast onderwijzers zullen ook rechters en gevangenbewaarders, brandweerlieden en politieagenten geen zichtbare religieuze symbolen meer mogen dragen.
Het stadsbestuur reageert met zijn voornemen op de bijzondere emotionele manier waarop de discussie rond het verbod op hoofddoekjes in Berlijn werd gevoerd. Er leven rond honderdduizend moslims in de hoofdstad, die geldt als "grootste Turkse stad buiten Turkije". Traditionele moslims leven er naast a-religieuze Turken. Terwijl de PDS, coalitiepartner van de regerende SPD, een dergelijk verbod aanvankelijk afwees, omdat het moslim-fundamentalisme op deze manier niet bestreden zou kunnen worden, argumenteert de woordvoerster voor Binnenlandse Zaken van de Berlijnse SPD-fractie anders. Ze herinnert er aan, dat in veel conservatieve islamitische families tussen meisjes en hun ouders een strijd om de hoofddoek wordt uitgevochten. Als ook de leraressen een hoofddoekje zouden dragen, dan zouden jonge meisjes het wezenlijk moeilijker krijgen zich tegen hun ouders door te zetten.
Ondertussen steunt ook de PDS de geplande neutraliteitswet. "Het kruis behoort tijdens de diensttijd onder het hemd", zegt de expert op het gebied van Binnenlandse Zaken voor de PDS, Marion Seelig. "We willen duidelijk maken, dat de wet geen anti-islamitische actie is." De CDU levert scherpe kritiek. De vermenging van religieuze symbolen zoals het kruis en het keppeltje met politiek-religieuze symbolen zoals het hoofddoekje zou gebruikt worden om het atheïsme via de achterdeur staatsrechtelijk te verankeren, aldus de voorzitter van de CDU in Berlijn Joachim Zeller. Maar hij zal zijn kritiek niet doordrukken. Ook de Berlijnse Grünen en de FDP ondersteunen namelijk het voorstel van de senaat.
Karsten Polke-Majewski is freelance-journalist in Bielefeld en schrijft onder andere voor Die Zeit, Frankfurter Allgemeine Sonntagszeitung en Financial Times Deutschland. In 2000 was Polke-Majewski in het kader van het Duits-Nederlandse journalistenstipendium te gast in de economie-redactie van Trouw.
Uit het Duits vertaald door Pim Huijnen.
Reacties
Geen reacties aanwezig