Conclusies en 'Ausblick'
Met deze enquête onder docenten Duits wil het Duitsland Instituut Amsterdam inzichtelijk maken hoe het schoolvak Duits er anno 2022 voor staat. Ook willen we de visie van de docenten Duits op de toekomst van het vak over het voetlicht brengen en hun inzichten over ontwikkelingen die gaande zijn op het gebied van onder meer lesuren Duits, ontlezing, internationalisering, professionalisering en doeltaalgebruik een platform geven. De belangrijkste aanleiding voor de enquête vormde de afname in de studentenaantallen van de lerarenopleiding Duits en de opleidingen Duitse taal en cultuur.
Er zijn veel kansen om het vak relevanter en leuker te maken
De 323 ingevulde vragenlijsten, aangevuld met vijftien verdiepende interviews, laten zien dat het vak weliswaar onder druk staat, maar dat er ook veel kansen zijn om het vak relevanter en leuker te maken. En dat docenten zelf daar de beste ideeën voor hebben.
Aantal lesuren Duits
We vroegen de respondenten in te schatten of het aantal lesuren Duits op hun school in de afgelopen vijf jaar is veranderd. 30 procent van hen gaf aan een afname te zien in de onderbouw. Iets minder, 24 procent, zag een afname in de bovenbouw. Dit zorgt voor minder spreekvaardigheidstraining en minder Landeskunde: de twee belangrijkste elementen volgens de docenten die wij spraken. Volgens ons verdient het daarom aanbeveling om als schoolleiding terughoudend te zijn met het verminderen van lesuren bij de moderne vreemde talen en het belang van de buurtalen niet uit het oog te verliezen.
Extra lesmaterialen en activiteiten
We vroegen de respondenten of ze naast het gebruik van de lesmethode ook gebruik maken van ander lesmateriaal, zoals bijvoorbeeld eigen ontwikkeld materiaal en video- en audiomateriaal. Opvallend is dat vrijwel alle docenten aangaven ander lesmateriaal in te zetten. Slechts 2 procent van de docenten in de onderbouw en 0 procent van de docenten in de bovenbouw gebruikt nooit extra lesmateriaal. Dit is een positieve uitkomst, want met eigen materiaal kan er meer actualiteit in de les gebracht worden. Een les wordt hierdoor voor leerling én docent interessanter. Daarnaast geeft het aan dat docenten extra energie in hun lessen willen steken. Voor het organiseren van vakoverstijgende projecten ziet de meerderheid van de docenten helaas zelden tot geen ruimte naast haar of zijn lesprogramma. Dit hangt mogelijk samen met de nasleep van de coronapandemie en zal hopelijk in de komende jaren weer meer aandacht krijgen.
Lezen in de Duitse les
Veel docenten geven aan dat de concentratieboog van leerlingen sterk is afgenomen. In hun eigen tijd zijn leerlingen veel bezig met (sterk visuele) sociale media die slechts kortstondige aandacht vragen. Lezen is daarbij ondergeschikt aan kijken en luisteren.
Papieren kranten en boeken worden minder populair bij leerlingen en hun ouders. De taalvakken hebben hier nog meer last van dan de andere vakken. Want hoe kun je leesvaardigheid in een vreemde taal onder de knie krijgen, als je in het Nederlands ook moeite hebt met het lezen van een roman of een longread in de krant?
Leerlingen worden in hun vrije tijd volop geconfronteerd met kortere teksten met visuele ondersteuning en veel afwisseling. De opzet in lesmethodes en het landelijke nascholingsaanbod spelen hier nog niet vol op in. Er lijkt sprake van een overgangstijd waarin het zoeken is naar nieuwe leermethodes in een toenemend digitaal tijdperk. Waar een jonge docent helemaal probeert in te spelen op de belevingswereld van jongeren door sociale media in te zetten, blijft haar oudere collega liever bij het lesprogramma dat hij al tien jaar geleden gebruikte.
Samenvattend kunnen we stellen dat de docent Duits – net als alle docenten – dagelijks geconfronteerd wordt met de moeite die de huidige leerlingen hebben met het lezen van langere teksten.
De docent wordt dagelijks geconfronteerd met de moeite die de leerlingen hebben met langere teksten
Daar staat tegenover dat er alsnog veel gelezen wordt in de les en dat docenten ook volop afwisselen tussen teksten. Songteksten worden veel genoemd. Wat wel opvalt is dat er in de onderbouw relatief weinig met literaire teksten gewerkt wordt (21 procent geeft dit als antwoord en slechts 12 procent werkt met romanfragmenten).
Een platform met korte literaire teksten inclusief opdrachten en de nodige tekstuele ondersteuning zou een manier zijn om de docent Duits te ondersteunen. Dat zegt ook docent Petra Dunweg: "Ik zou blij zijn met bijvoorbeeld een website vol korte, interessante teksten of tekstfragmenten." Ook fragmenten van romans zijn een goed alternatief voor het lezen van kaft-tot-kaft waarvoor de concentratie, de woordenschat en de voorbereidingstijd vaak ontbreekt.
Internationalisering
Bij een kleine meerderheid van de respondenten vinden er op school helemaal geen uitwisselingen plaats voor het vak Duits. De reden is direct herleidbaar: ongeveer de helft van de ondervraagden acht de ondersteuning hierin door de schoolleiding te gering. Wat zij wensen is meer tijd en meer geld voor de organisatie. Als zij een leerlingenuitwisseling hebben georganiseerd, was de opbrengst voornamelijk plezier, en pas op de vijfde plaats taalverwerving; leerdoelen als projectmatig werken en inzichten in een bepaald thema worden niet genoemd.
Voor het opnieuw op gang brengen van internationaliseringsactiviteiten na de coronapandemie (en na wijzigingen in de subsidieregelingen) is het van belang dat talendocenten informatie krijgen over beschikbare subsidies en dat zij best practices van andere scholen zien, ook waar het projecten betreft. De eerdergenoemde Austausch website probeert hierin te ondersteunen.
Professionalisering
Opvallend is dat de nieuwe onderdelen die de werkgroep Engels en mvt binnen Curriculum.nu heeft opgesomd, in mindere mate terugkomen als nascholingswens: taalbewustzijn en meertaligheid. Vooralsnog zien docenten hier dus geen nascholingsbehoefte. Bij de invoering van een nieuw curriculum voorzien wij dus de noodzaak om docenten mvt hierin bij te scholen en ze op de hoogte van de nieuwe eindtermen en leerdoelen te brengen. Ook de focus op burgerschapseducatie, juist ook binnen de mvt, zal in de komende jaren versterkt onder de aandacht gebracht moeten worden in het onderwijsveld.
De vraag van docenten Duits naar nascholing in leerlingenmotivatie toont aan dat het anno 2022 lastig is om leerlingen te motiveren. De beperkingen die leerlingen en leraren in de coronaperiode hebben ervaren zullen hier zeker een rol bij spelen.
Doeltaalgebruik
Op het gebied van doeltaalgebruik lijkt er winst behaald in de afgelopen jaren. Toch blijft er een discrepantie bestaan tussen de ambitie van de docent om de doeltaal te gebruiken en de dagelijkse praktijk (in de onderbouw meestal minder dan de helft van de les, bij bovenbouw meestal de helft van de tijd of iets meer). Daarmee is nog niets gezegd over de kwaliteit van het doeltaalgebruik, maar deze discrepantie legt een worsteling bloot.
De docent geeft aan dat leerlingen hem/haar onvoldoende begrijpen als zij/hij/hen Duits spreekt. Op het gebied van effectief doeltaalgebruik verwachten wij een nascholingsbehoefte. Daarnaast zou minder aandacht voor grammatica automatisch betekenen dat er meer Duits gesproken wordt, omdat veel docenten aangeven dat ze juist tijdens de uitleg van grammatica (begrijpelijkerwijs) wisselen naar het Nederlands.
Toekomstvisie voor het vak
Een aantal zaken komt steeds terug in de open vragen van onze enquête. Veel docenten vinden communicatie, en dan vooral gesproken communicatie het belangrijkst. Het grammaticaonderwijs, dat traditioneel nog een relatief groot gedeelte van de lestijd in beslag neemt, is het minst populair.
De nadruk op grammatica is iets waar veel docenten in onze enquête graag van af willen. Sommige docenten hebben daar ook al zelf, met hun vakgroep, keuzes in gemaakt. De manier waarop er met grammatica wordt omgegaan verschilt overigens wel sterk; sommige docenten bieden het in de onderbouw niet aan, anderen laten de leerlingen met een spiekbrief werken, weer anderen proberen de grammatica in te bedden in de vaardigheden.
Het klassieke grammaticaonderwijs en het stampen van rijtjes is volgens velen op z'n retour
Hoe dan ook: het klassieke grammaticaonderwijs en het stampen van rijtjes van bijvoorbeeld voorzetsels is volgens velen op z'n retour. Dit sluit direct aan bij de wens om meer aandacht te kunnen besteden aan spreekvaardigheid en gespreksvaardigheid. Docenten willen graag meer tijd voor levensechte taalsituaties inclusief Landeskunde, ook door middel van uitwisselingen. Veel docenten in onze enquête zijn het erover eens dat er daarom minder aandacht zou moeten zijn voor grammaticaonderwijs. Het goede nieuws is dat de eindtermen die ruimte bieden. Meer dan de gemiddelde docent misschien denkt.
Visie op het Centraal Schriftelijk Examen
Docenten ervaren in de bovenbouw de inrichting van het eindexamen als een belemmerende factor. Dat 50 procent van het eindcijfer door leesvaardigheid wordt bepaald, leidt bij velen tot een fixatie op dit stukje taalvaardigheid, vooral aan het einde van de schooltijd. Dit komt de motivatie niet ten goede. Uit onze enquête: "Regelmatig besteed ik aandacht aan leesstrategieën. Maar dat is niet motiverend. Er zou meer tijd moeten zijn om samen te lezen en in combinatie met creatieve opdrachten het leesplezier te verhogen."
De ongelukkige combinatie van ontlezing en toetsing van enkel leesvaardigheid in het CSE zorgt voor een vertekend beeld wat betreft de taalvaardigheid van de leerling
Tegelijkertijd lijken dezelfde docenten geen goed instrumentarium in handen te hebben om lezen goed te oefenen. Nog steeds worden oude examenteksten gebruikt als oefenmateriaal, bestaande uit oude krantenartikelen met de bekende Cito-vragen.
De ongelukkige combinatie van ontlezing als breed probleem en toetsing van enkel leesvaardigheid in het CSE zorgt momenteel voor een vertekend beeld wat betreft de taalvaardigheid Duits van de leerling. Een CSE waarin niet enkel leesvaardigheid getoetst wordt, zou zorgen voor een evenwichtiger verdeling van de vaardigheden en daarmee leiden tot verbetering van de kwaliteit van het talenonderwijs.
Volgens Marjon Tammenga (SLO) wordt het CSE, dat nu voor 50 procent het eindcijfer bepaalt en voor 100 procent bestaat uit het lezen van artikelen, echt anders. Hoe het precies uitpakt is nog niet bekend en vraagt nog zo'n twee jaar geduld. Wij hopen uiteraard dat de ideeën van onze respondenten inspiratie bieden voor de vakvernieuwingscommissie Moderne Vreemde Talen.