Positie van het vak Duits

Leerlingen in de onderbouw van het havo en vwo leren, naast Engels, twee moderne vreemde talen. Meestal zijn dat Frans en Duits, maar de leerling kan Frans of Duits – als het aanbod op school er is – ook vervangen voor Spaans, Arabisch, Italiaans, Russisch, Turks of – in het vwo – Chinees. In het vmbo hoeft naast Engels maar één andere taal te worden geleerd. Dit kan Duits zijn, maar ook Arabisch, Frans, Spaans of Turks.

Profielkeuze

In de bovenbouw van het vwo kiezen leerlingen naast Engels één extra (klassieke of moderne) taal. Op de havo en het vmbo geldt deze verplichting niet. De examenprofielen Economie & Maatschappij en Cultuur & Maatschappij bieden de meeste ruimte voor het kiezen van talen, maar met name dat laatste profiel wordt weinig gekozen. Van docenten, leerlingen en ouders horen we geregeld dat de profielkeuze Cultuur & Maatschappij wordt afgeraden. Nog steeds wordt er gesproken van een 'pretpakket', terwijl alle profielen gelijkwaardig zijn en het leren van moderne vreemde talen ook een flinke uitdaging kan zijn en bovendien evenzeer tot een succesvolle carrière kan leiden.

Kerndoelen

Duits hoort voor de meeste Nederlandse scholieren dus nog steeds bij het schoolprogramma. Na 1,5 jaar Duits – als zij hun profiel voor de bovenbouw kiezen - kiezen ze ook of zij met Duits doorgaan in de bovenbouw (vmbo 3 en havo/vwo 4). 1,5 leerjaren waarin vakgroepen zelf beslissen over te behalen doelen. Want voor Duits zijn geen kerndoelen geformuleerd. Dit houdt in dat vanuit de overheid geen formele eisen worden gesteld aan het vak Duits in de onderbouw van het Nederlandse voorgezet onderwijs. De minister van Onderwijs uit het vorige kabinet, Arie Slob, heeft toegezegd dat er nu ook kerndoelen voor Duits en Frans komen.

Duits in relatie tot andere schooltalen

Naast een trend op scholen vlakbij de Duitse grens om Duits weer vanaf de eerste klas aan te bieden, krijgen de meeste leerlingen in het land pas vanaf klas 2 het vak Duits. Dit is nog het gevolg van de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog verdween Duits uit de eerste klas en ook in totaal kreeg het vak minder uren dan de andere moderne vreemde talen toebedeeld. Deze achterstelling heeft gevolgen voor de perceptie van het vak – dit komt nu op de derde plaats in de rij van vreemde talen –, én het betekent een slechte uitgangspositie voor het vak, waaraan leerlingen in de precaire puberleeftijd moeten beginnen. Als zij dan ook nog eens door hun ouders (met een 'naamvaltrauma' uit hun eigen schooltijd) gewaarschuwd worden voor de taal, moet de docent Duits wel alles uit de kast halen om haar of zijn vak te verkopen.

Ook de kwalificering van het Engels als kernvak vanaf 2013 had gevolgen voor de positie van Duits (en Frans) op scholen. Dit bevestigde het beeld van Engels als lingua franca, en drong het besef naar de achtergrond dat kennis van taal en cultuur van onze buurlanden essentieel is om met deze landen effectief te kunnen samenwerken.

Partijen die georganiseerd zijn in de Visiegroep buurtalen, eisen meer sturing door de overheid om de "teloorgang van het Frans en Duits" te stoppen. Zij willen bijvoorbeeld een verplichting voor alle VO-scholen om wekelijks minimaal 150 minuten aan de buurtalen te besteden. Het afschaffen van Duits of Frans door schoolleiders of besturen zou dan niet meer mogelijk zijn.


Door afstandsonderwijs was er weinig mogelijkheid tot het oefenen van spreek- en gespreksvaardigheid

Effecten van de coronapandemie

Door de coronapandemie en bijbehorende maatregelen in die periode hebben docenten nog een nieuwe uitdaging. Leerlingen moeten in sommige gevallen opnieuw gemotiveerd worden voor het leren. Bij de taalvakken is er door afstandsonderwijs weinig mogelijkheid tot het oefenen van spreek- en gespreksvaardigheid geweest, waardoor leerlingen mogelijk het nut van een taal minder inzien. Een tweede gevolg van de coronapandemie is dat leerlingen een examenvak mochten laten vallen. Hierdoor hebben minder leerlingen eindexamen gedaan in Duits.

Kansen en acties

Tegelijkertijd zijn er ook kansen. Zoals gezegd zijn er positieve ontwikkelingen te zien aan de kant van de docenten Duits: de tendens laat zien dat er meer afwisseling in de les is en meer relevantie van gekozen onderwerpen. Ook is er op school aandacht gekomen voor het naoorlogse Duitsland (tot 1991) door het herziene examen geschiedenis bij havo en vwo. Deze historische context leent zich voor vakoverstijgende projecten met het vak Duits.

Op nascholingsgebied hebben docenten Duits in Nederland een ruim aanbod. Naast het aanbod van maar liefst twee vestigingen van het Duitse Goethe-Institut (Amsterdam en Rotterdam), het LinQ-programma van Nuffic en het Duitsland Instituut Amsterdam (DIA), is er een Nationaal Congres Duits en een reeks commerciële aanbieders van vak- of taal-didactische trainingen. Sinds de coronapandemie worden nascholingen wel minder vaak bezocht. Daarentegen zijn schoolinterne trainingen meer gevraagd. Door de nabijheid van Duitsland is het bovendien relatief eenvoudig om een nascholing in het land van de doeltaal te volgen, en ook zelfstandig naar Duitsland, Oostenrijk of Zwitserland te reizen voor inspiratie en ter oefening.

Diverse organisaties en samenwerkingsverbanden helpen scholen daarnaast bij het uitvoeren van projecten, zoals de Actiegroep Duits met de Mach-mit-Mobil en Deutsch macht Spaβ met lesmateriaal gericht op het vmbo. In Nederland zijn bovendien de examens van het Goethe-Institut erg populair; na een dip door de coronapandemie zijn in 2021 weer 1.676 examens afgenomen op 102 scholen. Dat zijn er wel nog een stuk minder dan de circa 2.700 examens uit 2017.


top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger