Welvaart en Onrust
Samenvatting BRD, 1966-1982
Na de val van het kabinet Erhard begon een nieuwe fase in de Duitse politiek. Met de SPD in de regering werden voorzichtig contacten gelegd met de DDR en werd de stagnerende economie met succes gestimuleerd. Tegelijkertijd liet de jonge generatie Duitsers zijn stem horen: de buitenparlementaire druk op de regering nam toe.
De knieval van Brandt op 7 december 1970 in Warschau werd een symbool voor zijn verzoenende Ostpolitik.
In 1966 werd de zogenaamde Grosse Koalition gevormd tussen de CDU/CSU en de SPD. Deze werd geleid door de christen-democraat Kurt Georg Kiesinger. Het was voor het eerst sinds 1930 dat de socialisten weer in de regering zaten. Vooral de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken Willy Brandt trok de aandacht - door zijn charisma, maar vooral door de verzoenende politieke koers die hij volgde ten aanzien van de DDR en de Sovjet-Unie.
De Grote Coalitie richtte zijn aandacht in eerste instantie op de economie, die voor het eerst na de oorlog slijtageverschijnselen was gaan vertonen. De overheid deed grootschalige investeringen in de infrastructuur, het onderwijs en de gezondheidszorg.
Ook werd een overleggroep bestaande uit vertegenwoordigers van de regering, werknemers, werkgevers en deskundigen (Konzertierte Aktion) in het leven geroepen om tot een evenwichtig beleid te komen. De groei trok daarop snel weer aan.
Een lastiger probleem vormden de noodzakelijke juridische hervormingen die de conservatieve Adenauer voor zich had uitgeschoven, zoals de opheffing van het verbod op echtscheiding en homoseksualiteit. Maar in de ogen van progressieve jongeren, die vooral op straat hun stem lieten horen, gingen deze veranderingen niet ver genoeg. Dit vormde de voorbode van een periode van grote interne onrust voor de BRD.