Spionageaffaire Brandt
BRD Ostpolitik en RAF: 1966-1982
Het tweede kabinet-Brandt was lang niet zo succesvol als het eerste. Na de Ostverträge was het beste er vanaf bij de kanselier, zo bleek toen in 1973 de oliecrisis uitbrak. Brandt kon de economische problemen niet aan. Een jaar later leidde een spionageaffaire tot zijn val.
Willy Brandt met Günter Guillaume op 8 april 1974. Guillaume werd ontmaskerd als spion, Brandt besloot af te treden.
In het najaar van 1973 brak de oliecrisis uit. Na de Jom-Kippoer-oorlog tussen Israël en diens buurlanden verhoogden de Arabische olieproducerende landen de olieprijzen, wat in veel Westerse landen een economische crisis inluidde. Ook West-Duitsland kreeg te maken met een productiedaling en grote werkloosheid. De vermoeide kanselier Brandt had geen antwoord op deze problemen. Het vertrouwen in de kanselier nam af en binnen de SPD gingen stemmen op om de economisch meer ervaren Helmut Schmidt als zijn vervanger aan te wijzen.
Een spionageschandaal leidde tot het einde van Brandts kanselierschap. In 1973 was de West-Duitse inlichtingendienst erachter gekomen dat een naaste medewerker van Brandt, Günter Guillaume, voor de DDR spioneerde. Door een reeks blunders werd die pas in 1974 gearresteerd.
Tot verrassing van velen nam Brandt de volledige verantwoordelijkheid op zich en besloot hij af te treden. Brandt stond echter onder grote druk van zijn achterban, onder wie SPD-fractievoorzitter Herbert Wehner, mede omdat uit het onderzoek was gebleken dat de kanselier veel vreemdging.
Op 16 mei 1974 werd Helmut Schmidt door de Bondsdag gekozen als de opvolger van Willy Brandt. Een maand na de val van de man die de Duits-Duitse relaties blijvend veranderde, op 22 juni 1974, ontmoetten de BRD en de DDR elkaar voor de eerste en enige maal op het voetbalveld. De beladen Duitse broederstrijd werd gewonnen door de DDR, met 1-0.