Duits-Duitse relaties
BRD Ostpolitik en RAF: 1966-1982
Het akkoord met Moskou en het aantreden van de nieuwe DDR-leider Honecker openden de weg naar ontspanning tussen de beide Duitslanden. In 1972 erkenden de BRD en de DDR formeel elkaars bestaan en werden beide landen lid van de VN. De West-Duitsers steunden Oost-Duitsland financieel en grensverkeer voor burgers werd beperkt toegestaan.
Kanselier Brandt met DDR-premier Stoph tijdens het eerste bezoek aan de DDR in 1970.
In maart 1970 bracht Brandt als eerste naoorlogse BRD-kanselier een bezoek aan de DDR, waar hij enthousiast werd toegejuicht: het "WILLY WILLY!!!!" ging al gauw over in "WILLY BRANDT!" om duidelijk te maken dat niet de Oost-Duitse president Willi Stoph werd bedoeld.
Onder druk van de Sovjet-Unie was Walter Ulbricht in 1971 opzij gezet voor de jongere Erich Honecker, waarna de onderhandelingen soepeler verliepen. In december 1972 werd het Grundlagenvertrag getekend. Daarin erkenden de beide Duitslanden elkaars grenzen en soevereiniteit, zonder dat de BRD het streven naar eenheid geheel los liet. Er werden 'surrogaat-ambassades' opgericht en West-Duitsers konden gemakkelijker hun familieleden in de DDR bezoeken. Ook zegde de Bondsrepubliek financiële steun toe aan Oost-Duitsland.
Het Grundlagenvertrag maakte de weg vrij voor een VN-lidmaatschap van de beide Duitslanden in september 1973. De DDR werd door veel Westerse landen erkend. Doordat de Oost-Duitse regering een gesprekspartner was geworden, kon de BRD-regering meer doen om het lot van de Oost-Duitsers te verbeteren. Voor het DDR-bewind vormde de miljardensteun van Bonn tot in de jaren tachtig een belangrijke aanvulling op het krappe budget.
De Ostverträge die Brandt sloot, leidden wel tot verzet in de Bondsdag. De CDU verweet hem de constitutionele plicht om naar Duitse eenwording te streven niet na te komen. Maar een motie van wantrouwen haalde het net niet. In mei 1972 werden de verdragen geratificeerd.