Een neefje voor de hele klas
Column: Voor de klas
Columns - 8 oktober 2018
- Auteur:
Iduna Paalman
Ik heb een groot probleem: mijn broer en schoonzus willen de naam van hun op komst zijnde zoontje niet vertellen. Ze hebben wel aanwijzingen gegeven: twee lettergrepen, twee klinkers, twee medeklinkers. Stoer en lief. Genderneutraal. Maar hoe ik ook raad, hoe gek ik ook word, ze verklappen niets.
Op een donderdagmiddag krijg ik een grandioos idee. Het is het 9e uur, de leerlingen die ik voor mijn neus heb, hebben al Nederlands, Engels en Frans gehad. En nu Duits.
‘Vier talen achter elkaar, ik ruim nog liever mijn kamer op,’ zucht een jongen.
‘Juf, ik weet niet wat u eraan gaat doen, maar ik ga zo meteen heel hard gillen, en daar heb ik dan weinig controle over,’ zegt een meisje.
‘We zouden misschien een kwartier eerder weg kunnen gaan, en dan op de fiets naar huis het rijtje van werden kunnen opzeggen?’ zegt de liefste jongen van de klas.
‘Ik weet wat,’ zeg ik. En ik vertel in het Duits over mijn neefje. Dat hij bijna geboren gaat worden, maar dat ik het niet meer uithoud. Of ze me kunnen helpen met die naam.
Ik heb het nog niet gezegd of de leerlingen beginnen te roepen.
‘René!’
‘Dani!’
‘Alex!’
‘Auf Deutsch bitte,’ zeg ik, in een poging ze nog wat leerrendement te laten meepikken.
Heinrich! roept een jongen.
‘Gast, dat zijn toch meer dan vier letters,’ zegt zijn buurman.
‘Jona,’ zegt een meisje. ‘Je neefje heet Jona, ga daar maar van uit.’
Sommige collega’s vinden dat het persoonlijke niet in een les thuishoort. Die gruwelen van klassikale ontboezemingen en WhatsApp-groepen met leerlingen. Die vinden het spannend om over zichzelf te vertellen, klappen dicht als leerlingen vragen naar hun relatie of jeugd. Ik snap dat goed. De ogen en oren van leerlingen kunnen scherpe mesjes zijn, waar je je, voor je het weet, aan snijdt. Ook ik heb wel eens de rode vlekken in mijn hals gehad als ik voelde: nu komen ze te dichtbij.
Maar door mijn ongeboren neefje besef ik weer hoe het persoonlijke juist wel in het klaslokaal thuis kan horen. Hoe het – op de late donderdagmiddag na vier talen – kan zorgen voor een verbinding met de leerlingen die even belangrijker is dan ich werde, du wirst.
Terwijl ik alle namen die genoemd worden op het bord schrijf, denk ik: deze verbinding met leerlingen vind ik het belangrijkst. De verbinding die ervoor zorgt dat we ons allemaal gezien kunnen voelen. Meestal is in mijn les de Duitse taal en cultuur het middel om tot zo’n verbinding te komen. Maar soms niet. Soms is het middel juist iets persoonlijkers dan dat. Omdat ik veel meer ben dan Duits, en de leerlingen ook.
‘NEMO,’ roept een meisje. ‘O mijn god haar neefje gaat Nemo heten, wedden.’
‘Ik hoop op Ravi,’ zegt Ravi.
Ik begin steeds breder te lachen en krijg een lamme arm van het meeschrijven. De leerlingen trekken nu alle registers open.
‘Woga!’
‘Hibo!’
‘Mezi!’
‘Badu!’
‘Lieverds,’ zeg ik. ‘Dankeschön. Ihr seid fantastisch.’
Ik maak een foto van het bord en stuur die naar mijn broer. ‘Staat ‘ie ertussen?’, schrijf ik. De leerlingen houden hun adem in.
‘…..’ appt mijn broer terug.
De leerlingen snuiven.
‘Nu weten jullie hoe ik me voel,’ zeg ik.
‘Juf, ik vind dit een beetje onbevredigend,’ zegt de liefste jongen van de klas.
‘Nemo is ons klassenneefje!’, roept zijn buurvrouw.
‘Wil jij eigenlijk zelf kinderen?’ vraagt weer een ander.
Lees meer over 'Duitse taal':
'De Duitse taal is mijn gereedschap'
Omdat het 10 oktober de Dag van de Duitse Taal is, spraken we vertalers Lotte Hammond en Ralph Aarnout over hun vak.
Een problematische beer
De Duitse minister Paus wordt voor 'Problembär' uitgemaakt, las columniste Inge Jooris in de Duitse media. Zijn haar dagen als minister geteld?
Vechten als ketellappers
De Duitse regering heeft zo veel ruzie, het lijkt wel een bende 'Kesselflicker', zei een van de ministers. Columniste Inge Jooris legt uit wat hij bedoelt.
Een 'Sternstunde' voor Duitsland
Sternstunde, een mooi en onvertaalbaar woord voor wat er nu gebeurt in Duitsland, tenminste dat hoopt columniste Inge Jooris.
Reacties
Welk een mooi stuk. Ik vertelde vroeger nagenoeg nooit iets over mezelf in mijn colleges. Ik vond dat dat daar niet hoorde. Louter wetenschap.
Eens was er een jongen die veel contact met me zocht. Ik begreep dat zijn vader was overleden. Nadat hij bij mij afstudeerde en voordat hij het land verliet gingen we samen uit eten. Daar vertelde ik wat meer over mezelf. Als persoon. Later schreef hij hoe veel dat voor hem had betekend.
We hebben nu nog heel af en toe contact.
Wat een bijzondere reactie Stephan, dankjewel.
Helemaal mee eens! Wat leuk om zo even verbinding te maken en weer hun aandacht te krijgen. Zou ik ook heel gezellig hebben gevonden :-)
geweldig! Zaken dicht bij het gewone leven geven energie.